ECLI:NL:RVS:2012:BY5899

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207923/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • J.V. Vreugdenhil
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Heteren Centrum en de gevolgen voor omwonenden

Op 12 december 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Heteren Centrum" dat op 19 juni 2012 door de raad van de gemeente Overbetuwe was vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van zeven locaties in het centrum van Heteren, waaronder de locatie "Het Plein", waar nieuwe woningen en winkels mogelijk worden gemaakt. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend en gevestigd in Heteren, beroep ingesteld. De appellanten betogen dat de nieuwe in- en uitrit voor een parkeerterrein hinder zal veroorzaken in hun woningen door inschijnende koplampen van autoverkeer en dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor deze locatie is gekozen.

De Afdeling heeft de zaak op 8 november 2012 ter zitting behandeld. De raad heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat de hinder van inschijnende koplampen beperkt zal zijn, omdat de in- en uitrit alleen door bewoners van de nieuwe appartementen zal worden gebruikt en het parkeerterrein afgesloten zal zijn voor derden. De Afdeling oordeelt dat de raad inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan op een wijze kan worden uitgevoerd die de hinder voor de appellanten beperkt. De Afdeling concludeert dat de raad bij de keuze van de locatie voor de in- en uitrit beoordelingsvrijheid heeft en dat de gekozen locatie niet onaanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Daarnaast heeft de Afdeling het beroep van de tweede appellant, die stelt dat de nieuwe woningen zijn bedrijfsvoering zullen belemmeren, ongegrond verklaard. De raad heeft terecht gesteld dat de afstand tussen de nieuwe woningen en de werkplaats van de appellant niet zodanig is dat dit een belemmering vormt. De Afdeling concludeert dat de beroepen van beide appellanten ongegrond zijn en dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht.

Uitspraak

201207923/1/R2.
Datum uitspraak: 12 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Heteren, gemeente Overbetuwe,
2.    [appellante sub 2], gevestigd te Heteren, gemeente Overbetuwe,
en
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Heteren Centrum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2012, waar [appellant sub 1], [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ir. H.H.J. Bos, ir. R. Biemans en D. van Gijtenbeek, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Planbeschrijving
1.    Het plan voorziet in de herontwikkeling van een zevental locaties in het centrum van de kern Heteren, waaronder locatie "Het Plein". Daar worden onder andere winkels en woningen mogelijk gemaakt.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.    [appellant sub 1] betoogt dat in het plan op de locatie "Het Plein" wordt voorzien in een nieuwe in- en uitrit ten behoeve van een nieuw parkeerterrein voor toekomstige bewoners die recht tegenover zijn woning aan de Narcissenstraat zal komen te liggen. Als gevolg hiervan zal hij in zijn woning hinder ondervinden van naar binnen schijnende koplampen van autoverkeer, hetgeen volgens [appellant sub 1] geen beperkte overlast is zoals de raad stelt. [appellant sub 1] betoogt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom is afgeweken van het oorspronkelijke voornemen om de nieuwe in- en uitrit te realiseren in het verlengde van de bestaande Tulpenstraat die zich naast zijn woning bevindt. Daarnaast voert [appellant sub 1] aan dat door het realiseren van de nieuwe in- en uitrit op de beoogde locatie voor zijn woning een T-splitsing zal ontstaan. Hierdoor mag daar volgens [appellant sub 1] niet meer worden geparkeerd en kan hij zijn caravan niet meer voor zijn woning aan- en afkoppelen. Hierdoor is het niet langer mogelijk om zijn caravan naast zijn woning te stallen.
2.1.    De raad heeft toegelicht dat tijdens de ontwikkeling van het plan meerdere varianten aan de orde zijn geweest en uiteindelijk voor deze locatie voor de nieuwe in- en uitrit is gekozen. De hinder van inschijnende koplampen zal volgens de raad beperkt zijn, omdat de in- en uitrit uitsluitend zal worden gebruikt door bewoners van de nieuwe appartementen aan het dorpsplein. Daarbij wijst de raad erop dat het bewuste parkeerterrein zal worden afgesloten voor derden. Ook bezoekers zullen hier niet kunnen parkeren, waardoor het aantal verkeersbewegingen minimaal zal zijn. Bovendien zal de in- en uitrit worden uitgevoerd op een wijze - aflopend richting de Narcissenstraat en zonder drempel - waardoor lichthinder beperkt zal zijn. Verder wijst de raad erop dat het wegprofiel van de Narcissenstraat niet wijzigt, zodat volgens de raad voor [appellant sub 1] ook in de toekomstige situatie het aan- en afkoppelen van de caravan voor zijn woning mogelijk blijft.
2.2.     Hoewel de door de raad voorgestelde wijze waarop de nieuwe in- en uitrit zal worden aangelegd niet in de planregels is vastgelegd, omdat dit immers een kwestie van uitvoering betreft - en dergelijke uitvoeringsaspecten in deze procedure niet aan de orde kunnen komen - neemt dit niet weg dat de raad naar het oordeel van de Afdeling inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan op een wijze kan worden uitgevoerd dat koplampen van auto’s niet direct in zijn woning zullen schijnen. Hierbij is van belang dat uit een tekening die bij de Zienswijzennota is gevoegd blijkt dat de onder 2.1 beschreven wijze van uitvoering niet zal leiden tot naar binnen schijnende koplampen van autoverkeer dat gebruik zal maken van de bewuste in- en uitrit. Ter zitting is door [appellant sub 1] ook bevestigd dat de koplampen van auto’s niet direct in zijn woning zullen schijnen.
Wat betreft de gestelde toename van indirect licht in zijn woning als gevolg van de koplampen van auto’s, overweegt de Afdeling dat mede gelet op het relatief kleine aantal verkeersbewegingen vanaf het toekomstige parkeerterrein - dat uitsluitend zal zijn bestemd voor bewoners - [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanwezigheid van een dergelijke kortstondige, diffuse en beperkte lichtbron die de omgeving verlicht tot zodanige aantasting van zijn woongenot zal leiden dat de raad in redelijkheid hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
2.3.    Wat betreft het betoog met betrekking tot het wel of niet mogen aan- en afkoppelen van zijn caravan voor zijn woning - om die caravan vervolgens naast zijn woning te kunnen stallen - vanwege de ligging van de toekomstige in- en uitrit, overweegt de Afdeling als volgt. Blijkens de verbeelding ligt de zijde van de Narcissenstraat waaraan de woning van [appellant sub 1] staat niet binnen het plangebied. De raad stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat het plan het niet mogelijk maakt dat de bestaande weginrichting aan de zijde van de woning van [appellant sub 1] wordt gewijzigd. Gezien de omstandigheid dat het deel van de Narcissenstraat waaraan de woning van [appellant sub 1] is gelegen een doodlopende weg zal worden en het beperkte aantal parkeerplaatsen dat is voorzien in de buurt van de woning van [appellant sub 1], ziet de Afdeling geen aanleiding om de raad niet te volgen in het standpunt dat het aantal verkeersbewegingen in dat deel de Narcissenstraat beperkt zal zijn. Daarnaast heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat auto’s geen gebruik zullen kunnen maken van nieuwe in- en uitrit in het geval dat zijn caravan daar langs de weg staat geparkeerd. In de bestaande verkeerssituatie veroorzaakt de caravan van [appellant sub 1] - indien deze langs de weg is geparkeerd - reeds een beperkte en tijdelijke hinder voor het autoverkeer. Gelet op het voorgaande brengt het plan brengt daarin geen verandering en derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden plandeel tot een onaanvaardbare verkeerssituatie zal leiden.
2.4.    Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 1] dat de raad had moeten kiezen voor een andere plaats van de beoogde in- en uitrit, overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Nu niet is gebleken dat de beoogde plaats van de nieuwe in- en uitrit onaanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad na afweging van de voor- en nadelen van de verschillende mogelijke locaties waar de nieuwe in- en uitrit kan worden gerealiseerd niet in redelijkheid voor de bestreden locatie heeft kunnen kiezen.
Het beroep van [appellante sub 2]
3.    [appellante sub 2] betoogt dat de nieuwe woningen die zijn voorzien op locatie "Het Plein" tot een belemmering van de bedrijfsvoering zullen leiden, gelet op de korte afstand van ongeveer 30 meter tussen zijn bedrijf en het bestreden plandeel.
3.1.    De raad stelt dat de afstand tussen de werkplaats van het bedrijf van [appellante sub 2] en de nieuwe woningen ongeveer 32 meter bedraagt. Nu reeds op kortere afstand een woning staat, namelijk de woning aan de [locatie 1] die op ongeveer 7 meter afstand van de werkplaats staat, is die woning volgens de raad maatgevend voor de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] en vormt het plan dan ook geen belemmering voor zijn bedrijf.
3.2.    Voor zover het beroep van [appellante sub 2] ziet op de toegestane bedrijfsactiviteiten van zijn bedrijf - dat is gevestigd op het perceel aan de [locatie 2] - en hetgeen daarmee samenhangt, overweegt de Afdeling dat dit perceel niet binnen de begrenzing van het plangebied ligt. Nu in onderhavige procedure uitsluitend de planologische mogelijkheden ter beoordeling staan waarin het plan voorziet, kunnen deze bezwaren niet aan de orde worden gesteld.
3.3.    Blijkens de verbeelding is de afstand tussen het bouwvlak van het dichtstbijzijnde plandeel dat voorziet in nieuwe woningen - het plandeel met de bestemming "Centrum" - en de grens van het perceel aan de Flessestraat waarop het bedrijf van [appellante sub 2] is gevestigd ongeveer 17 meter. Door [appellante sub 2] is ter zitting bevestigd dat de woning aan de [locatie 1] de dichtstbijzijnde woning is ten opzichte van zijn bedrijf. De raad stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat die woning bepalend is voor de bedrijfsvoering, waaronder de toegestane geluidsproductie.
Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte ervan is uitgegaan dat de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] reeds wordt beperkt door de bestaande woning aan de [locatie 1] en niet door de toekomstige woningen die zijn voorzien in het plandeel dat betrekking heeft op locatie "Het Plein".
Conclusie
4.    In hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
Proceskostenveroordeling
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx    w.g. Vreugdenhil
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2012
571.