ECLI:NL:RVS:2012:BY5850

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112597/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Aanvullende Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 oktober 2011. De rechtbank had het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 5 november 2010, waarin het bezwaar van [appellant] en anderen tegen de Aanvullende Regeling doorvaartprofielen werd afgewezen, vernietigd. De Aanvullende Regeling, vastgesteld op 9 februari 2010, betreft de doorvaartprofielen voor verschillende vaarwegen in Amsterdam, waaronder de Pereboomsloot. De appellanten betogen dat de rechtbank de Aanvullende Regeling ten onrechte als beleidsregel heeft aangemerkt, waardoor zij geen bezwaar konden maken. De Raad van State overweegt dat de Aanvullende Regeling geen algemeen verbindend voorschrift is, maar een uitleg geeft van bestaande wettelijke voorschriften, zoals het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). De Raad bevestigt dat de profielen in de Aanvullende Regeling beleidsregels zijn en dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201112597/1/A3.
Datum uitspraak: 12 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonende te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 oktober 2011 in zaak nr. 11/24 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2010 heeft het college de Aanvulling Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam met wateren van de stadsdelen Noord en Zeeburg (hierna: Aanvullende Regeling) vastgesteld.
Bij besluit van 5 november 2010 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 november 2010 vernietigd, het bezwaar tegen het besluit van 17 (lees: 9) februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2012, waar [appellant] en [gemachtigde], mede namens de andere appellanten, bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand te Leusden, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Weijenberg en G.G.J. Sprenkeling, beiden werkzaam bij de stichting Stichting Waternet, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder beleidsregel verstaan een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een beleidsregel.
Ingevolge artikel 1.06 van het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: BPR) mag een schip of een samenstel niet deelnemen aan de scheepvaart, indien de lengte, de breedte, de hoogte boven water, de diepgang, de manoeuvreerbaarheid of de snelheid van dit schip of dit samenstel niet verenigbaar zijn met de karakteristiek en met de afmetingen van de vaarweg en van de kunstwerken.
Ingevolge artikel 6.07, eerste lid, eerste volzin, wordt onder een engte verstaan: een vak van of een plaats in de vaarweg waar het vaarwater niet voldoende ruimte biedt voor het elkaar voorbijvaren van twee schepen of twee samenstellen onderling.
Ingevolge artikel 7.02, eerste lid, aanhef en onder e, mogen een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting geen ligplaats nemen in een engte in de zin van artikel 6.07 en in de nabijheid daarvan, zomede in een vak van of op een plaats in de vaarweg waar als gevolg van het stilliggen een engte zou ontstaan en in de nabijheid daarvan.
2.    [appellant] en anderen wonen aan de Nieuwendammerdijk in Amsterdam Noord. Langs de Nieuwendammerdijk ligt de Pereboomsloot. Het college heeft in de Aanvullende Regeling doorvaartprofielen vastgesteld voor een aantal vaarwegen in het stadsdeel Amsterdam Noord, waaronder de Pereboomsloot, en Zeeburg. Het hoger beroep richt zich tegen de vaststelling van het doorvaartprofiel voor de Pereboomsloot.
3.    [appellant] en anderen betogen dat de aangevallen uitspraak onvoldoende is gemotiveerd, nu de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2011 in zaak nr. 10/2906, waarop de rechtbank haar oordeel heeft gestoeld, pas vlak voor de zitting van de rechtbank was overgelegd en niet op internet is gepubliceerd.
3.1.    Het betoog faalt, nu de inhoud en strekking van die uitspraak van de rechtbank Amsterdam in de aangevallen uitspraak zijn opgenomen en [appellant] en anderen voor de behandeling van de zitting van de rechtbank over die uitspraak beschikten.
4.     [appellant] en anderen betogen voorts dat de rechtbank de Aanvullende Regeling ten onrechte niet als een voor het maken van bezwaar vatbaar besluit doch als een beleidsregel heeft aangemerkt.
4.1.     Bij besluit van 8 april 2008 heeft het college de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam (Gemeenteblad 2008, afdeling 3B, nr. 39, hierna: de Regeling) vastgesteld. In de Regeling zijn voor de binnenwateren van de gemeente Amsterdam de doorvaartprofielen A1, A2, B tot en met E en E® vastgesteld voor de breedte van de doorvaart, de lengte en breedte van de vaartuigen en de doorvaartprofieldiepte. Zo geldt voor het doorvaartprofiel B een minimale breedte van de doorvaart van 13 m. In de Regeling is bepaald dat het niet is toegestaan dat vaartuigen (waaronder schepen) zodanig afmeren/ligplaats innemen dat zij binnen het doorvaartprofiel liggen. De Regeling gold niet voor de hierboven in rechtsoverweging 2 weergegeven wateren in Amsterdam Noord en Zeeburg.
In de Aanvullende Regeling heeft het college bepaald dat de lengte, de breedte en de diepgang van een schip of een samenstel geacht worden niet in overeenstemming te zijn met de karakteristieken van de vaarweg bedoeld in artikel 1.06 van het BPR, en dat een schip of samenstel derhalve niet aan de scheepvaart mag deelnemen, indien de maten groter zijn dan de maten zoals die zijn opgenomen in de in de Aanvullende Regeling vermelde tabel. In de tabel is aan de Pereboomsloot het doorvaartprofiel B toegekend. De Aanvullende Regeling is opgenomen in de Regeling en de voorwaarden uit de Regeling zijn van toepassing verklaard op de doorvaartprofielen van de wateren van Amsterdam Noord en Zeeburg.
4.2.    De Aanvullende Regeling behelst zelf geen verbod, maar geeft invulling aan verboden die in wettelijke voorschriften, te weten artikel 1.06 en 7.02, eerste lid, aanhef en onder e, gelezen in samenhang met artikel 6.07, eerste lid, van het BPR, zijn neergelegd. Zij houdt daarom geen algemeen verbindende voorschriften in.
In de Aanvullende Regeling legt het college, door de vaststelling van de doorvaartprofielen, uit wanneer de lengte, de breedte en de diepgang van een schip of een samenstel ingevolge artikel 1.06 van het BPR niet verenigbaar zijn met de karakteristiek van de vaarweg en wanneer dit op grond van die wetsbepaling niet aan de scheepvaart mag deelnemen.
In de Aanvullende Regeling geeft het college voorts een beoordeling over de ruimte die twee tegemoetkomende schepen nodig hebben om elkaar op een vaarweg vlot en veilig te passeren en derhalve ook over de vraag wanneer daartoe onvoldoende ruimte beschikbaar is, als bedoeld in artikel 6.07, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7.02, eerste lid, aanhef en onder e, van het BPR. Hierbij is van belang dat de doorvaartprofielen zijn ingesteld om in de betrokken wateren een vlotte en veilige doorvaart te waarborgen en te bewerkstelligen dat schepen elkaar daar kunnen passeren.
De Aanvullende Regeling bevat daarom algemene regels omtrent de uitleg van de in artikel 6.07, eerste lid, van het BPR vervatte term "engte", waarbinnen op grond van artikel 7.02, eerste lid, aanhef en onder e, van het BPR geen ligplaats mag worden ingenomen.
De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de profielen voor een aantal vaarwegen in Amsterdam Noord en Zeeburg in de Aanvullende Regeling moeten worden aangemerkt als beleidsregels omtrent de uitleg van wettelijke voorschriften, als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Awb, zodat tegen de Aanvullende Regeling op grond van artikel 8:2, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 7:1, van de Awb geen bezwaar kan worden gemaakt
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk    w.g. De Vries
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2012
582-748.