201202398/1/A2.
Datum uitspraak: 5 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 januari 2012 in zaak nr. 11/6246 in het geding tussen:
Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluit van 21 juli 2011 heeft de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag 2010 gewijzigd en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 16 november 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 25 januari 2012, waarvan een afschrift van het proces-verbaal is verzonden op 2 februari 2012, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2012, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat [appellante] bij brief van 1 augustus 2012 en de Belastingdienst bij brieven van 2 augustus 2012 en 21 november 2012 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
1. Ingevolge artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko), zoals die luidde ten tijde van belang, wordt onder gastouder verstaan: de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van natuurlijke personen van wie een of meer kinderen op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en met uitzondering van de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Ingevolge deze bepaling wordt, voor zover hier van belang, onder gastouderopvang verstaan: kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd, op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel op twee of meer van deze woonadressen.
2. De Belastingdienst heeft het voorschot kinderopvangtoeslag 2010 op nihil gesteld omdat de opgegeven gastouder, de moeder van [appellante], op hetzelfde adres als [appellante] in de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven en derhalve ingevolge artikel 1.1 van de Wko niet als gastouder kan worden aangemerkt.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de wijziging van de wettelijke regeling. Voorts stelt zij dat haar moeder weliswaar bij haar inwoont, maar een aparte verdieping bewoont. Ten slotte voert zij aan dat zij in een gesprek met een medewerker van de Belastingdienst heeft aangegeven dat de opvang van haar kind plaatsvindt op het adres van haar broer, die elders in Hoofddorp woont.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, gelet op artikel 1.1 van de Wko de moeder van [appellante] niet als gastouder kan worden aangemerkt, nu zij in de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres als [appellante] stond ingeschreven. De stelling van [appellante] dat de Belastingdienst haar niet op de hoogte heeft gesteld van de wijziging in de regelgeving betekent niet, wat daarvan ook zij, dat zij in afwijking van deze bepaling aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag. Dat de opvang van haar kind door haar moeder plaatsvindt op een ander adres dan dat van [appellante], betekent niet dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag, omdat haar moeder daarmee niet voldoet aan de in artikel 1.1 van de Wko gegeven omschrijving van de term gastouder.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012