ECLI:NL:RVS:2012:BY4690
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H.H.C. Visser
- R. van Dijken
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 30 oktober 2012, waarin het beroep tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel ongegrond werd verklaard. De rechtbank had eerder op 4 september 2012 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling, welke maatregel nadien werd voortgezet. De vreemdeling stelde dat er sprake was van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde en fundamentele rechtsbeginselen, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om van een eerlijk proces te spreken. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat er geen hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 november 2012, met de ondertekening van mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. R. van Dijken, ambtenaar van staat.