ECLI:NL:RVS:2012:BY4400

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111067/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 voor werkzaamheden in Natura 2000-gebied

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 11 februari 2011 een vergunning geweigerd aan [appellant] voor werkzaamheden op zijn perceel in Nijkerk, die onder de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) vallen. De werkzaamheden betroffen het verbreden van een watergang door het verwijderen van grasland en het omzetten daarvan in oevers met riet. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] op 9 september 2011 ongegrond, waarna [appellant] beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 oktober 2012 behandeld. [appellant] betwistte dat voor de werkzaamheden een vergunning vereist was, en stelde dat deze werkzaamheden natuurvriendelijk onderhoud betroffen, wat geen negatieve invloed zou hebben op de ter plaatse voorkomende vogelsoorten. De Afdeling oordeelde dat de werkzaamheden wel degelijk vergunningplichtig waren, omdat het perceel zich in een Natura 2000-gebied bevond en de werkzaamheden de kwaliteit van de habitats van beschermde vogelsoorten konden verslechteren.

De Afdeling concludeerde dat het college terecht had vastgesteld dat de aanvraag voor de vergunning niet voldeed aan de eisen van de Nbw 1998. De door [appellant] ingediende passende beoordeling was niet specifiek genoeg voor het project waarvoor de vergunning was aangevraagd. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de weigering van de vergunning door het college, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beslissing nam op 28 november 2012.

Uitspraak

201111067/1/A4.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nijkerk,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2011 heeft het college geweigerd aan [appellant] een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) te verlenen.
Bij besluit van 9 september 2011 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2012, waar [appellant], in persoon, is verschenen.
Overwegingen
1.    [appellant] heeft vergunning gevraagd voor de door hem op zijn perceel [locatie] te Nijkerk reeds aangebrachte veranderingen. Gezien de stukken, bestaan deze veranderingen uit het op meerdere plaatsen verbreden van een watergang door het verwijderen van grasland en het omzetten daarvan in oevers met riet.
2.    [appellant] betwist dat voor de betrokken werkzaamheden een vergunning krachtens de Nbw 1998 is vereist. Daartoe voert hij aan dat deze werkzaamheden moeten worden aangemerkt als natuurvriendelijk onderhoud, waardoor het leefgebied van de ter plaatse voorkomende vogelsoorten wordt uitgebreid. [appellant] wijst er voorts op dat voor de werkzaamheden geen bouwvergunning is vereist.
De Afdeling begrijpt het beroep aldus dat voor zover voor de werkzaamheden wel een vergunning ingevolge de Nbw 1998 is vereist, deze volgens [appellant] ten onrechte is geweigerd, nu de veranderingen geen negatieve invloed hebben op de ter plaatse voorkomende vogelsoorten.
2.1.    Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.
2.2.    Vaststaat dat het perceel gelegen is in het bij besluit van 24 maart 2000 (Stcrt. 2000, 65) aangewezen Natura 2000-gebied "Arkemheen". Voorts staat vast dat de werkzaamheden waarvoor vergunning is gevraagd voor de toepassing van de Nbw 1998 kunnen worden aangemerkt als een project.
Gezien artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 is voor de vergunningplicht van een project doorslaggevend of het niet is uitgesloten dat een verslechtering van de kwaliteit van onder meer habitats van soorten in het Natura 2000-gebied kan plaatsvinden.
Blijkens het aanwijzingsbesluit van 24 maart 2000 vormen de in het gebied aanwezige graslanden het leefgebied van de vogelsoorten ter bescherming waarvan het gebied is aangewezen. Nu, zoals hiervoor is overwogen, de werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van grasland, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is uitgesloten dat dit project de kwaliteit van de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren, en dat daarom ingevolge artikel 19d van de Nbw 1998 een vergunning is vereist. Dat, zoals [appellant] betoogt, voor de werkzaamheden geen bouwvergunning is vereist, doet hier niet aan af.
Ingevolge artikel 19f, eerste lid, van de Nbw 1998 maakt de initiatiefnemer van een project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar dat significante gevolgen kan hebben voor het gebied, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling.
Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het project, gelet op de aard en omvang daarvan, significante gevolgen kan hebben voor het gebied, zodat een passende beoordeling diende te worden gemaakt.
Een vergunning voor een project waarvoor een passende beoordeling is voorgeschreven kan ingevolge artikel 19g, eerste lid, van de Nbw 1998 slechts worden verleend, indien het college zich op grond van die passende beoordeling ervan heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast.
Het college heeft terecht geconcludeerd dat de door [appellant] bij de aanvraag gevoegde passende beoordeling geen betrekking heeft op het project waarvoor de vergunning is gevraagd, zodat het college zich op grond van die passende beoordeling er niet van heeft kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Gezien het bepaalde in artikel 19g, eerste lid, van de Nbw 1998 heeft het college de vergunning dan ook terecht geweigerd.
3.    Het beroep is ongegrond.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van der Zijpp
voorzitter                         ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
262-732.