201110081/1/R1.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Haarlemmerliede, gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Haarlemmerliede, gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude,
appellanten,
de raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude,
verweerder.
Bij besluit van 19 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Liedeweg 32/38 c.a." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 1] en anderen, [appellanten sub 2] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2012, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [gemachtigden], [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door P.J. Oud, werkzaam bij de gemeente, H.B. Bruijn, burgemeester, drs. S.P. van Donkelaar en drs. F. Abendroth, beiden werkzaam bij Van Riezen & Partners, en ir. H.C. Andriesse, werkzaam bij Goudappel Coffeng, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
1. [belanghebbende] voert aan dat [appellanten sub 2] geen belang hebben bij het beroep tegen het bestreden besluit, nu zij hun woningen nabij het plangebied hebben verkocht en de eigendomsoverdracht in oktober 2012 plaatsvindt.
1.1. [appellanten sub 2] waren ten tijde van het indienen van hun beroepschrift woonachtig aan de [locatie 1] onderscheidenlijk 31a in de nabijheid van het plangebied. Ter zitting is gebleken zij met betrekking tot deze woningen verkoopovereenkomsten hebben gesloten en dat de overdracht in oktober 2012 plaatsvindt. Verder is niet gebleken dat de verkoopovereenkomsten onder opschortende dan wel ontbindende voorwaarden zijn gesloten. [appellanten sub 2] zijn er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij op het moment dat uitspraak zal worden gedaan in deze zaak nog belang hebben bij een uitspraak op hun beroep tegen het bestreden besluit.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het belang van [appellanten sub 2] bij het beroep tegen het bestreden besluit is komen te vervallen.
Het beroep van [appellanten sub 2] is derhalve niet-ontvankelijk.
2. [belanghebbende] betwist voorts dat [appellant sub 1] en anderen nog belang hebben bij een uitspraak op hun beroep. In dit verband voert hij aan dat [2 appellanten sub 1] zijn verhuisd naar Israël,[2 appellanten sub 1] hun woning te koop hebben aangeboden en [appellant sub 1] al enige maanden niet meer woonachtig is in Haarlemmerliede.
2.1. Dit betoog leidt, wat daar ook van zij, niet tot het oordeel dat [appellant sub 1] en anderen geen belang meer hebben, reeds omdat is gebleken dat zij nog eigenaren zijn van hun woningen nabij het plangebied.
3. Het plan voorziet in een verbreding van functies van het agrarische [bedrijf], gelegen op het perceel [locatie 2] te Haarlemmerliede. Deze functies betreffen onder meer boerengolf, een minicamping, het plaatsen van trekkershutten en de verhuur van vergader- en workshopruimte. Het plangebied is gelegen in het veenweidegebied ten noordwesten van de kruising van de rijkswegen A200 en A9, direct ten oosten van de kern Haarlem.
4. [appellant sub 1] en anderen zijn eigenaar van woningen aan de [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5] en kunnen zich niet verenigen met dit plan. Zij betogen ten eerste dat het plan op onjuiste wijze tot stand is gekomen. In dit verband voeren zij aan dat de informatievoorziening aan de raad onzorgvuldig en onjuist was, zodat de raad geen goede afweging heeft kunnen maken. Verder voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat aan hen een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven. Voorts betogen zij dat zij een beperkte spreektijd tijdens de raadsvergadering hebben gekregen. Ook is volgens hen sprake van een voorkeursbehandeling en belangenverstrengeling.
4.1. Uit de stukken blijkt dat, hoewel de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) daartoe niet verplichten, [appellant sub 1] en anderen in de gelegenheid zijn gesteld in te spreken tijdens een raadsbijeenkomst. Daarbij is de spreektijd beperkt tot ongeveer 5 minuten. Naar het oordeel van de Afdeling kan niet worden geoordeeld dat [appellant sub 1] en anderen daardoor redelijkerwijs niet meer in de gelegenheid waren om hun standpunten - die zij in de zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpplan bovendien reeds eerder kenbaar hebben gemaakt - nader toe te lichten. In zoverre is niet aannemelijk dat [appellant sub 1] en anderen in hun belangen zijn geschaad door de beperkte spreektijd.
[appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van vooringenomenheid, belangenverstrengeling of een onjuiste informatievoorziening, waardoor het plan onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Evenmin is aannemelijk gemaakt dat een onjuiste voortstelling van zaken is gegeven. Uit het plan blijkt duidelijk wat wel en niet toegestaan is, zodat de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding ziet voor het oordeel dat het plan onvoldoende rechtszeker is.
5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de noodzaak om ter plaatse in verbreding van de functies te voorzien, ontbreekt.
5.1. De raad stelt dat, om een duurzaam toekomstperspectief te bieden, het noodzakelijk is om een verbreding van de activiteiten van het bedrijf mogelijk te maken.
5.2. [belanghebbende] exploiteert aan de [locatie 2] een melkveehouderij met ongeveer 40 melkkoeien, 40 stuks jongvee, 50 schapen en 80 lammeren. Volgens het deskundigenbericht is, gelet op het aantal dieren, geen sprake meer van een volwaardig agrarisch bedrijf. Niet gebleken is dat dit onjuist is. Gezien de locatie van het bedrijf heeft de raad in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat uitbreiding naar een grootschaliger agrarischer bedrijf niet wenselijk is. In de "Beheervisie agrarisch gebied recreatieschap Spaarnwoude" van de naamloze vennootschap Recreatie Noord-Holland N.V. in opdracht van het recreatieschap Spaarnwoude van mei 2006 (hierna: de beheervisie) is [belanghebbende], exploitant van De Liedehoeve, aangemerkt als zogeheten toekomstboer. In de beheervisie is weergegeven dat om een rendabele bedrijfsvoering mogelijk te maken het accent ligt op versterking en verbreding van de bedrijven van toekomstboeren. Het plan is hiermee in overeenstemming. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de raad dit beleid niet bij zijn afweging had mogen betrekken.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wenselijk is om ter plaatse te voorzien in enige verbreding van de activiteiten, teneinde een duurzaam toekomstperspectief voor het bedrijf van [belanghebbende] mogelijk te maken.
6. [appellant sub 1] en anderen betogen dat alternatieven onvoldoende zijn onderzocht. Volgens hen bestaan voldoende alternatieven om de bedrijfseconomie te verbeteren die de leefbaarheid in de kern Haarlemmerliede en het unieke veenweidegebied waarbinnen het plangebied is gelegen niet aantasten.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij de door [appellant sub 1] en anderen voorgestelde alternatieven met initiatiefnemer [belanghebbende] heeft besproken, maar dat deze om bedrijfstechnische redenen zijn afgewezen. Hierbij wijst de raad in het bijzonder op de overbrugging van afstanden tussen de weilanden en de bedrijfsgebouwen en op mogelijkheden van toezicht.
6.2. Met betrekking tot de door [appellant sub 1] en anderen aangedragen alternatieven overweegt de Afdeling allereerst dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden betrokken.
In hetgeen door [appellant sub 1] en anderen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de voorgestelde alternatieven om bedrijfstechnische redenen heeft kunnen afwijzen.
Bestemming "Agrarisch (A)"
7. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de toegestane recreatieve functies ten onrechte niet zijn gelimiteerd, bijvoorbeeld in aantallen bezoekers, periode, tijd en omvang. Hierdoor is niet verzekerd dat de hoofdfunctie agrarisch blijft. Zij vrezen voor het ontstaan van een recreatiepark.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorheen geldende plannen onvoldoende duidelijkheid boden omtrent de toegestane mogelijkheden ter plaatse en dat hij beoogd heeft met dit plan een einde te maken aan de jarenlange onzekerheid. In het plan is gekozen voor de bestemming "Agrarisch (A)", aangezien de hoofdfunctie van De Liedehoeve agrarisch is en blijft. De planregels vermelden welke functies daarnaast mogelijk zijn. Volgens de raad voorzien de regels in voldoende beperkingen voor die functies. Daarnaast zal een limitering van het aantal personen per ruimte plaatsvinden door middel van gebruiksvergunningen.
7.2. Aan de gronden van het plangebied is grotendeels de bestemming "Agrarisch (A)" toegekend. Voorts zijn aan diverse delen van de gronden met de bestemming "Agrarisch (A)" nadere aanduidingen toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch (A)" bestemd voor agrarische bedrijven, twee bedrijfswoningen, één recreatiewoning, ruimte voor vergaderingen en workshops, paardenbak, weilanden, kuilplaten, ongebouwde parkeervoorzieningen, aan de hoofdfunctie ondergeschikte nuts- en vergelijkbare voorzieningen, verkeersareaal, groen, tuinen en erven, voet-, fiets- en ruiterpaden met bijbehorende bruggen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, boerencamping, dagrecreatieve voorzieningen, mobiele trekkershutten, stalling van caravans en boten, verkooppunt van eigen agrarische producten en een sportveld.
In lid 3.4 zijn specifieke gebruiksregels opgenomen ten behoeve van de toegestane functies.
Ingevolge dit lid, onder 3.4.1, zijn bedrijfswoningen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijfswoning".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.2, geldt voor boerengolf een maximaal aantal holes van tien.
Ingevolge dit lid, onder 3.4.3, zijn kuilplaten uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - kuilplaat".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.4, geldt voor de minicamping:
a. maximum aantal standplaatsen: 20, waarvan maximaal vijf standplaatsen voor mobiele trekkershutten;
b. situering: uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boerencamping";
c. periode: van 1 maart tot 1 oktober.
Ingevolge dit lid, onder 3.4.5, geldt voor mobiele trekkershutten:
1. ten behoeve van voor overnachting in gebruik zijnde mobiele trekkershutten, zijn maximaal vijf trekkershutten ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boerencamping" en maximaal vijf trekkershutten ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - standplaats" toegestaan;
2. ten behoeve van de stalling van niet voor overnachting in gebruik zijnde mobiele trekkershutten, zijn deze uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - parkeerterrein 2" toegestaan;
1. het plaatsen van trekkershutten ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - standplaats 1" is alleen toegestaan buiten het broedseizoen en de winterperiode.
2. het plaatsen van trekkershutten ter plaatse de functieaanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - standplaats 2" en "specifieke vorm van agrarisch - boerencamping" is van 1 maart tot 1 oktober toegestaan.
Ingevolge dit lid, onder 3.4.6, geldt voor parkeren een minimum aantal parkeerplaatsen van 25 en een maximum aantal parkeerplaatsen van 50, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - parkeerterrein 1".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.7, is een paardenbak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardenbak".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.8, geldt voor een recreatiewoning een maximumaantal van één, met een maximaal vloeroppervlak van 50 m², uitsluitend toegestaan in de vorm van een appartement ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.9, geldt voor ruimtes voor vergaderingen en workshops een maximumvloeroppervlak van 150 m² en zijn deze uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding "gemengd".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.10, geldt voor een sportveld dat dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "sportveld".
Ingevolge dit lid, onder 3.4.11, geldt voor stalling van caravans en boten dat dit uitsluitend is toegestaan binnen de bebouwing.
Ingevolge dit lid, onder 3.4.12, geldt voor verkooppunten van eigen agrarische producten een maximum aantal van één en uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "verkoop eigen producten".
7.3. De raad heeft te kennen gegeven dat beoogd is dat binnen de bestemming "Agrarisch (A)" de agrarische functie ter plaatse de hoofdfunctie is en dat daarnaast ondergeschikte, lichte recreatieve activiteiten mogelijk worden gemaakt. De Afdeling is van oordeel dat het plan in zoverrre niet overeenstemt met hetgeen de raad bij de planvaststelling heeft beoogd en derhalve in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat volgens het deskundigenbericht de voorziene ruimten voor vergaderingen en workshops en de stalling van caravans en boten niet kunnen worden aangemerkt als licht recreatief gebruik. Hoewel de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overige voorziene activiteiten naast de agrarische op zichzelf bezien kunnen worden aangemerkt als licht recreatief gebruik en een aantal van deze functies begrensd is naar aantal, omvang, seizoen of locatie, sluit het plan niet uit dat meerdere recreatieve functies tegelijkertijd plaatsvinden. Daardoor kan een opeenstapeling van functies plaatsvinden in welk geval naar het oordeel van de Afdeling niet zeker is dat sprake is van licht recreatief gebruik, zoals de raad heeft beoogd.
Verder stelt de Afdeling vast dat in artikel 3 geen voorschriften zijn gesteld die zien op de verhouding tussen de agrarische en de overige activiteiten die mogelijk worden gemaakt binnen de bestemming "Agrarisch (A)". In dit verband acht de Afdeling tevens van belang dat volgens het deskundigenbericht geen sprake meer is van een volwaardig agrarisch bedrijf en niet gebleken is dat dit onjuist is. Gelet op het voorgaande is het niet uitgesloten dat de voorziene recreatieve activiteiten de overhand zullen hebben boven de agrarische activiteiten, waardoor geen sprake meer is van ondergeschiktheid.
8. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat de toegestane verbreding van de activiteiten in strijd is met het gemeentelijke beleid zoals opgenomen in de "Strategische toekomstvisie 2009" (hierna: de toekomstvisie), vastgesteld op 24 november 2009.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de mogelijk gemaakte verbreding van activiteiten past in het geformuleerde gemeentelijke beleid.
8.2. In de toekomstvisie zijn onder andere beschrijvingen van functies en gebieden opgenomen. Daarbij is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor de totale gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. De zogenoemde 'groene buffer' in het buitengebied tussen Haarlemmerliede en Spaarnwoude, de Vereenigde Binnenpolder, is daarin vermeld als natuur- en recreatiegebied. De Vereenigde Binnenpolder is een veenweidegebied dat volgens de toekomstvisie zijn open en agrarische karakter moet behouden. De veeteeltbedrijven in dit gebied moeten in staat worden gesteld hun bedrijf te exploiteren, omdat zij een belangrijke rol spelen bij de instandhouding van natuur en landschap. In verband met deze doelstellingen zijn in de toekomstvisie zogenoemde strategische opgaven voor de 'groene buffer' vastgelegd, namelijk dat de 'groene buffer' zijn groene bestemming blijft behouden, dat de gemeente een structuurschets voor het buitengebied/de 'groene buffer' opstelt en dat de gemeente de mogelijkheden voor agrarische bedrijven verruimt om licht recreatieve activiteiten als aanvulling op de normale bedrijfsvoering te kunnen ontplooien. Volgens de toelichting moeten het recreatieschap en de agrariërs voldoende ruimte blijven houden om het groen rendabel te kunnen beheren en ontwikkelen. Agrariërs dienen voldoende bestaansmogelijkheden te hebben om hun bedrijf voort te kunnen zetten. Als de macro-economische omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet de exploitatie enigszins kunnen worden verruimd door agrarische bedrijven de mogelijkheid te bieden om licht recreatieve activiteiten, zoals een minicamping en vormen van lichte dagrecreatie, te ontwikkelen. Er dient dus beleidsmatige en fysieke ruimte te zijn voor het verbrede agrarische gebruik.
8.3. Gezien 8.2 staat de toekomstvisie lichte (dag)recreatie toe ter plaatse van de Vereenigde Binnenpolder, waarvan het plangebied deel uitmaakt. Onder verwijzing naar hetgeen in 7.3 is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat niet al het binnen de bestemming "Agrarisch (A)" mogelijk gemaakte gebruik naast dat voor agrarische doeleinden, kan worden aangemerkt als lichte recreatie. Het plan is derhalve in zoverre in strijd met het beleid zoals opgenomen in de gemeentelijke toekomstvisie. Van bijzondere omstandigheden om van dit beleid af te wijken, is niet gebleken.
9. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan, en in het bijzonder het toegestane recreatieve gebruik, zal leiden tot een voor de Liedeweg onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking.
Volgens hen zijn de aan het plan ten grondslag liggende verkeersonderzoeken niet representatief. Hiertoe voeren zij aan dat de kenmerken van de Liedeweg, die de basis vormen voor de capaciteitsberekeningen, niet dan wel onvoldoende in de onderzoeken zijn betrokken en dat de informatie van de gemeente aan Goudappel Coffeng onjuist en onzorgvuldig is geweest. Ook verwijzen zij naar de beoordelingen van de verkeersonderzoeken door vier deskundigen.
9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in de verkeersrapporten van Goudappel Coffeng is uitgegaan van een ‘very worst case’-scenario. De toename zal in werkelijkheid naar verwachting lager uitvallen, aldus de raad. Voorts merkt de raad op dat veel bezoekers bij de Zoete Inval parkeren en te voet naar De Liedehoeve gaan vanwege een gezamenlijk arrangement. Bij bedrijfsuitjes, die de meeste bezoekers van boerengolf genereren, is vaak sprake van een beperkt aantal auto’s. Ook komen veel bezoekers per fiets of te voet vanwege de ligging nabij een NS-station.
9.2. De Liedeweg maakt geen onderdeel uit van het plangebied. In het deskundigenbericht staat dat de Liedeweg de hoofdontsluitingsweg van Haarlemmerliede, inclusief het plangebied, is. Ruimtelijk gezien is een onderscheid te maken tussen een noordelijk en een zuidelijk deel van de Liedeweg, waarbij het noordelijke deel, met een lengte van 500 m, een relatief recht verloop heeft en in een open landschap zonder bebouwing ligt. Hierdoor is vrij zicht over de weg mogelijk. Het zuidelijke deel, met lintbebouwing en enkele flauwe bochten, heeft minder rechte zichtlijnen. De gehele Liedeweg bestaat uit één rijbaan voor verkeer in twee richtingen. De verhardingsbreedte van de weg, die bestaat uit klinkers of asfalt, varieert van ongeveer 4,2 m tot 4,65 m. Aan beide zijden van de weg liggen deels verharde stroken grond, elk met een breedte tot 0,5 m.
In het Categoriseringsplan Duurzaam Veilig, vastgesteld door de raad op 21 december 2009, in het kader van het landelijke verkeersbeleid 'Duurzaam Veilig', is de Liedeweg gecategoriseerd als erftoegangsweg met een snelheidsregime van maximaal 30 kilometer per uur.
9.3. Ten behoeve van het plan is door Goudappel Coffeng onderzoek gedaan naar de verkeerssituatie. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de notitie 'Onderbouwing verkeer bestemmingsplan Liedeweg 32/38 c.a.' van 19 januari 2011.
Uit het onderzoek volgt dat de verkeersintensiteit in de huidige situatie in de nabijheid van de woningen van [appellant sub 1] en anderen ongeveer 650 tot ruim 1.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm) op een gemiddelde weekdag bedraagt. De conclusie van deze notitie is dat van de functies die het plan zal toestaan, boerengolf het meeste verkeer zal aantrekken. De verkeersaantrekkende werking is beperkt. Het verkeer kan goed worden afgewikkeld op de wegen in het studiegebied (Lageweg, Liedeweg en Oude Notweg).
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is een reactie daarop opgesteld door Goudappel Coffeng, met als titel 'Reactie zienswijze verkeersonderzoek' van 24 juni 2011. In deze reactie is onder meer ingegaan op de verkeersgeneratie en routekeuze en de capaciteit van de wegen.
9.4. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de in opdracht van de gemeente, in 9.3 genoemde onderzoeken zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten dat de raad zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet heeft mogen baseren. Weliswaar hebben vier adviseurs op verzoek van [appellant sub 1] en anderen te kennen gegeven dat de onderzoeken omissies bevatten, echter volgens het deskundigenbericht is uit de resultaten van de onderzoeken van Goudappel Coffeng, wat er van enkele omissies ook zij, goed af te leiden welke verkeerssituatie kan ontstaan. Een verkeersintensiteit van ongeveer 1.200 mvt/etm is niet uit te sluiten.
Niet gebleken is dat deze conclusie onjuist is.
Hoewel de Liedeweg vanuit verkeerskundig oogpunt binnen de bebouwde kom ligt, kan deze volgens het deskundigenbericht worden ervaren als weg buiten de bebouwde kom. Uit het CROW Handboek Wegontwerp erftoegangswegen volgt dat een verhardingsbreedte van ongeveer 5,5 m voor een verkeersintensiteit tot 3.000 mvt/etm op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom gewenst is. De bestaande stroken naast de verharding van de Liedeweg en de berm zullen volgens het deskundigenbericht daarvoor moeten worden benut. Versteviging door de aanleg van grasbetontegels als uitwijkstrook is al een adequate oplossing, aldus het deskundigenbericht. Aanvullend zal een parkeer- en/of stopverbod moeten worden ingesteld zodat de volledige ruimte kan worden benut als rij- en manoeuvreerstrook. Niet aannemelijk is gemaakt dat deze in het deskundigenbericht neergelegde bevindingen onjuist zijn. Gelet op het voorgaande is aannemelijk geworden dat met de toepassing van grasbetontegels de gewenste verhardingsbreedte van 5,5 m voor de Liedeweg kan worden bereikt. De raad heeft ter zitting desgevraagd toegezegd dat hij, indien nodig, de daartoe benodigde maatregelen zal treffen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Liedeweg geschikt is om de huidige en de verwachte verkeersintensiteit, eventueel na het treffen van maatregelen, te verwerken.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen ter zitting hebben verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2011 in zaak nr.
201002780/1/R1inzake het bestemmingsplan "Woongebied SpaarneBuiten" (www.raadvanstate.nl), overweegt de Afdeling dat daar een andere situatie aan de orde was, aangezien de ontsluiting van het plangebied in dat geval, in tegenstelling tot het onderhavige geval, niet verzekerd was nu de benodigde verhardingsbreedte niet bereikt kon worden.
Aantasting cultuurhistorisch belangrijk veenweidegebied
10. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan een aantasting van het cultuurhistorisch belangrijke veenweidegebied met zich brengt.
10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het cultuurhistorisch belangrijke weiland door de in het plan mogelijk gemaakte functies niet onevenredig wordt aangetast. In dit verband verwijst hij naar paragraaf 4.4 van de plantoelichting.
10.2. In paragraaf 4.4 van de plantoelichting is ingegaan op archeologie en cultuurhistorie. Hierin is toegelicht dat met het plan het behoud van de eventueel aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gewaarborgd. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om aan te nemen dat dit niet het geval zal zijn.
11. [appellant sub 1] en anderen betogen dat met het plan, waaronder de daarin mogelijk gemaakte camping en trekkershutten, het bijzondere welstandsniveau wordt aangetast.
11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat trekkershutten en campings niet onderworpen zijn aan welstandstoezicht.
11.2. In een bestemmingsplan worden in beginsel geen welstandseisen opgenomen. Het toetsen van een voorzien gebouw of bouwwerk aan de welstandsnota is pas aan de orde in de procedure voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen. Dit geldt ook voor de vraag aan welk welstandsniveau moet worden getoetst. De bezwaren van [appellant sub 1] en anderen met betrekking tot welstand kunnen derhalve niet in deze procedure aan de orde komen.
Provinciale Ruimtelijke Verkenning Structuurvisie
12. [appellant sub 1] en anderen vrezen een aantasting van de natuurwaarden in het plangebied, dat als weidevogelgebied is aangeduid. Ter ondersteuning van hun betoog verwijzen zij naar het rapport 'Weidevogels in Noord-Holland, ecologie, beleid en ontwikkelingen' (hierna: het rapport Weidevogels) waarin volgens hen is aangegeven dat de weidevogelstand in de Vereenigde Binnenpolder wordt geconfronteerd met een achteruitgang, maar dat nog steeds sprake is van een waardevol weidevogelgebied. [appellant sub 1] en anderen voeren voorts aan dat de plandelen met de bestemming "Agrarisch (A)" in strijd zijn met artikel 25, eerste lid, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (hierna: PRVS) van de provincie Noord-Holland. Zij wijzen hierbij met name op twee nieuwe bouwlocaties en op het beoefenen van boerengolf.
12.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op basis van het ten behoeve van het plan uitgevoerde onderzoek maatregelen zijn getroffen en regels zijn opgesteld om de aanwezige natuurwaarden te beschermen.
Met betrekking tot de PRVS stelt de raad voorop dat de grens van het weidevogelgebied achter de eerstelijnsbebouwing van de Liedeweg valt, zodat bepalingen hieruit alleen voor het gedeelte van het plangebied dat daarachter is gelegen gelden. Volgens de raad is het plan in overeenstemming met de PRVS, aangezien geen nieuwe bebouwing in de zin van de PRVS mogelijk wordt gemaakt. Het plan maakt volgens de raad geen functies mogelijk die naar hun aard en het mogelijke effect op de natuur anders zijn dat de reeds toegestane functies.
Tot slot stelt de raad dat het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland niet heeft gereageerd in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en ook geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan. De raad heeft tevens een brief van het college van gedeputeerde staten van 24 november 2011 overgelegd waaruit volgens de raad volgt dat het college van gedeputeerde staten het plan niet in strijd acht met de PRVS.
12.2. Ingevolge artikel 25 van de PRVS voorziet een bestemmingsplan dat betrekking heeft op weidevogelleefgebieden, zoals op kaart 4 en op de digitale verbeelding ervan aangegeven, niet in:
a. de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan;
d. de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren;
Uit kaart 4 'Ecologie met betrekking tot weidevogelgebied' volgt dat vrijwel het gehele plangebied binnen het weidevogelgebied valt, behoudens het thans bebouwde gedeelte langs de Liedeweg.
Ingevolge artikel 1, onder 28, wordt onder nieuwe bebouwing verstaan het oprichten van gebouwen, anders dan het vervangen van gebouwen door gebouwen van gelijke aard, omvang en karakter.
Ingevolge dit artikel onder 10 wordt onder een bestaand bouwblok verstaan een bouwblok vastgelegd in een bestaand bestemmingsplan zoals dat gold ten tijde van de inwerkingtreding van de PRVS.
12.3. Volgens het deskundigenbericht voorziet het plan in twee nieuwe bouwvlakken met een totale oppervlakte van ongeveer 1.000 m². De raad betwist dit. Hij voert aan dat het voorgaande plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" voor de desbetreffende gronden bebouwing toestond en bovendien dat één van de twee bouwvlakken in het plan is opgenomen om bestaande bebouwing te kunnen vervangen.
Met betrekking tot het eerste bouwvlak dat volgens het deskundigenbericht als nieuw dient te worden beschouwd, overweegt de Afdeling dat in de omgeving daarvan een schuur staat, waarvoor in het voorgaande plan "Haarlemmerliede-Penningsveer 1998" een bouwvlak was opgenomen. Het voorliggende plan bevat een soortgelijk bouwvlak op deze locatie. Verder is op enige afstand, en derhalve niet aansluitend, daarvan een bouwvlak toegekend, dat niet was opgenomen in het voorgaande plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" voor de desbetreffende gronden. De enkele omstandigheid dat dit bouwvlak bedoeld is om de bestaande schuur te kunnen vervangen, maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat dit niet dient te worden aangemerkt als nieuw bouwvlak.
Met betrekking tot het tweede bouwvlak stelt de Afdeling vast dat het voorgaande plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" dit niet bevatte.
Voor zover de raad met betrekking tot beide bouwvlakken stelt dat het voorgaande plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" ter plaatse ook gebouwen toestond zonder dat in dat plan een bouwvlak was opgenomen, overweegt de Afdeling dat zij dit standpunt niet volgt. In het voorgaande plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" was aan de desbetreffende gronden de bestemming "Dagrecreatieve doeleinden met agrarisch gebruik en natuurlijke waarden" toegekend. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, onder a van de voorschriften van dat plan waren die gronden binnen de aangegeven bebouwingsvlakken bestemd voor de bouw van gebouwen. Uit dit artikel volgt naar het oordeel van de Afdeling dat bebouwing, anders dan de raad veronderstelt, onder het plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" alleen binnen de aangegeven bebouwingsvlakken was toegestaan. Nu op de plankaart van dat plan op de desbetreffende plaatsen geen bouwvlakken waren opgenomen, maakt dit plan door het toekennen van een bouwvlak aldaar, derhalve een nieuwe bebouwingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 25, onder a, van de PRVS mogelijk.
Gelet op het voorgaande is het plan in zoverre in strijd met artikel 25, aanhef en onder a, van de PRVS.
12.4. Ten behoeve van het plan is in opdracht van de raad door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Els & Linde B.V. (hierna: Els & Linde) ecologisch onderzoek verricht. De resultaten van het oriënterende onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Ecologisch onderzoek Bestemmingsplan Liedeweg’ van februari 2010 (hierna: rapport ecologie). De conclusie van dit rapport is dat direct ten oosten van de agrarische bebouwing weliswaar vogels te verwachten zijn, maar geen vaste verblijfplaatsen zijn aangetroffen. Volgens het rapport ecologie zijn de weilanden ten noorden van de Molenwetering belangrijk voor overwinterende vogels en weidevogels. Het rapport ecologie vermeldt dat voor boerengolf van belang is dat tijdens de winterperiode, ter voorkoming van verstoring van overwinterende vogels, en tijdens de broedtijd geen recreatief medegebruik van het weiland mogelijk wordt gemaakt. Tijdens het recreatief medegebruik moet het betreden van het rietland langs de Molenwetering worden voorkomen, aldus het rapport ecologie.
12.4.1. De resultaten uit het rapport ecologie hebben geleid tot een verzoek van de raad aan Els & Linde om de kwaliteit van de gronden van het plangebied voor weidevogels te inventariseren. De resultaten van dit onderzoek, dat met name bestond uit veldonderzoek in de maanden maart, april en mei 2010, zijn neergelegd in het rapport 'Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede' van juni 2010 (hierna: rapport weidevogels). Uit het rapport weidevogels volgt dat het onderzochte gebied slechts van marginaal belang is voor weidevogels. Tijdens het veldonderzoek zijn drie broedparen van de kievit en drie van de scholekster aangetroffen. De aangetroffen weidevogelsoorten zijn minder gevoelig voor recreatie dan andere soorten als de grutto of de tureluur. In het rapport wordt gesteld dat door een slimme keuze van het parcours, veel verstoring is te voorkomen, waardoor de stand van de weidevogels als gevolg van recreatie niet nog verder achteruit zal gaan. De aanwezigheid van vogels verspreid over de polder is geen aanleiding om andere voorzorgsmaatregelen dan eerdergenoemd te nemen. Ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk en er is geen belemmering voor het uitzetten van een parcours voor boerengolf, aldus het rapport weidevogels.
12.4.2. De Afdeling stelt vast dat op grond van het plan het beoefenen van boerengolf op alle gronden met de bestemming "Agrarisch (A)" gedurende het gehele jaar mogelijk is. Aan het gebruik als boerengolf zijn geen beperkingen gesteld wat betreft oppervlakte, deelgebied of periode.
Wat betreft het betoog van de raad dat het spelen van boerengolf onder het overgangsrecht behorende bij het voorgaande plan "Vereenigde Binnenpolder 2005" valt, overweegt de Afdeling dat voor zover het beoefenen van boerengolf reeds plaatsvond op het moment van het van kracht worden van dat plan, niet aannemelijk is gemaakt dat dit gebruik destijds in dezelfde omvang als thans voorzien plaatsvond.
Gelet op het voorgaande alsmede de aard van het spel, kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden uitgesloten dat het boerengolf zoals thans voorzien als verstorende activiteit in de zin van artikel 25, aanhef en onder d, van de PRVS kan worden aangemerkt. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de raad zich beroept op het rapport ecologie en het rapport weidevogels, waaruit volgt dat boerengolf onder voorwaarden mogelijk is, maar dat desondanks de in deze rapporten aanbevolen maatregelen teneinde dit gebruik te beperken om verstoring van weidevogels te voorkomen, niet in het plan zijn vastgelegd. De in het rapport ecologie door Els & Linde voorgestelde maatregel om tijdens de winterperiode en tijdens de broedtijd geen recreatief medegebruik van het weiland voor boerengolf mogelijk te maken, is niet in het plan opgenomen. Eveneens is geen voorwaarde gesteld aan de keuze voor het boerengolfparcours, hetgeen in het rapport weidevogels wordt aanbevolen. Gezien de omvang van het gebied waarop het plan boerengolf toestaat, had dit naar het oordeel van de Afdeling wel in de rede gelegen. Dat volgens de raad bij het uitzetten van het parcours rekening gehouden zal worden met de aanwezige weidevogels leidt niet tot een ander oordeel, aangezien het plan dat niet verzekert.
Gelet op het voorgaande zijn de plandelen met de bestemming "Agrarisch (A)" reeds hierom in strijd met artikel 25, aanhef en onder d, van de PRVS.
12.5. Voor zover de raad verwijst naar de brief van het college van gedeputeerde staten van 24 november 2011, waaruit volgens de raad volgt dat het college van gedeputeerde staten de plandelen met de bestemming "Agrarisch (A)" niet in strijd acht met de PRVS, wat daar ook van zij, overweegt de Afdeling dat in deze brief alleen wordt ingegaan op de gebruiksmogelijkheden van het gebied voor boerengolf. De situering van nieuwe bouwblokken en de voorziene overige gebruiksmogelijkheden zijn daarin niet in ogenschouw genomen. De brief leidt derhalve niet tot een ander oordeel.
13. Gelet op 8.3 ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plandelen met de bestemming "Agrarisch (A)" strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Uit 7.3, 12.3 en 12.4.2 volgt dat het bestreden besluit in zoverre tevens is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en in strijd is met artikel 25, aanhef en onder a en d, van de PRVS.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gegrond.
Het bestreden besluit dient voor zover dit de plandelen met de bestemming "Agrarisch (A)" betreft, wegens strijd met artikel 3.1 van de Wro, artikel 3:2 van de Awb en artikel 25, aanhef en onder a en d, van de PRVS te worden vernietigd.
Gelet op de samenhang tussen de plandelen met de bestemming "Agrarisch (A)" en het plandeel met de bestemming "Water (WA)", ziet de Afdeling tevens aanleiding dat plandeel te vernietigen. Dit betekent dat het gehele plan wordt vernietigd.
Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van [appellant sub 1] en anderen geen bespreking meer.
14. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen niet gebleken. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [appellanten sub 2] geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude van 19 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Liedeweg 32/38 c.a.";
IV. gelast dat de raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude aan [appellant sub 1] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012