201201485/1/A3.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Sexbierum, gemeente Franekeradeel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 december 2011 in zaak nr. 11/1153 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel.
Bij besluit van 4 april 2011 heeft het college aan IJsclub Meiinoar Ien (hierna: de IJsclub) onder voorschriften en beperkingen vergunning verleend voor het uitoefenen van een horecabedrijf in de kantine van het clubgebouw op het perceel Boargemaster Dukerstrjitte 17A te Sexbierum.
Bij uitspraak van 28 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2012, waar het college, vertegenwoordigd door F.E.C. Levering, werkzaam bij de gemeente Franekeradeel, is verschenen.
1. Ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW), zoals dit luidde ten tijde van belang, is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, verbinden burgemeester en wethouders aan een vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend aan een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, een of meer voorschriften of beperkingen die, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.
Ingevolge het tweede lid kunnen de in het eerste lid bedoelde voorschriften of beperkingen op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan:
a. in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;
b. het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten als bedoeld onder a;
c. de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
2. Bij het bepalen of activiteiten die paracommerciële instellingen voornemens zijn te organiseren passen binnen de voorschriften van een verleende drank- en horecavergunning, past het college de Checklist Paracommercie toe. Hierin zijn de volgende activiteiten opgesomd die door een paracommerciële instelling, zijnde een sportieve of recreatieve instelling, mogen worden georganiseerd en waarbij tevens alcoholhoudende drank mag worden verstrekt:
- afscheidsfeest of jubileumfeest van het bestuur of een bestuurslid;
- feestavond voor vrijwilligers (maximaal 1 of 2 keer per jaar);
- jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 1 keer per jaar);
- toernooi met afsluitend feest;
- overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden;
- nieuwjaarsborrel (alleen voor leden).
3. Op 26 januari 2011 is in de Franeker Courant gepubliceerd het ontwerpbesluit tot verlening van vergunning onder voorschriften en beperkingen aan de IJsclub voor de uitoefening van een horecabedrijf in de kantine van het clubgebouw. Hierin is vermeld dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht het ontwerpbesluit voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd.
Bij brief van 10 maart 2011 hebben [appellanten], in de hoedanigheid van eigenaar, onderscheidenlijk exploitante van café "De Harmonie" te Sexbierum, zienswijzen ingediend.
Bij besluit van 4 april 2011 heeft het college aan de IJsclub vergunning verleend voor het uitoefenen van een horecabedrijf. Aan deze vergunning zijn op grond van artikel 4 van de DHW, mede naar aanleiding van de ingediende zienswijzen, de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:
- De vergunning geldt niet voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse een uur vóór, tijdens of na bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen.
- Het is niet toegestaan bijeenkomsten van persoonlijke aard, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van de DHW, zoals bruiloften en partijen, openlijk aan te prijzen, hiermee te adverteren of hiervoor reclame te maken.
- De vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse een uur vóór, tijdens en een uur na activiteiten, welke binnen het kader van de doelstelling van de IJsclub plaatsvinden, zoals vergaderingen, schaats- en ijshockeyactiviteiten.
4. Niet in geschil is dat de IJsclub een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de DHW, die niet onder gelijke voorwaarden deelneemt aan het economisch verkeer als andere horecabedrijven en dat deze derhalve een zogeheten paracommercieel horecabedrijf is. Uit artikel 4, eerste lid, van de DHW volgt dat het college gehouden is voorschriften of beperkingen aan een rechtspersoon als hier aan de orde op te leggen, wanneer mededinging zich door het verstrekken van alcoholhoudende drank voordoet, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.
5. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat door de vergunningverlening de IJsclub zich nauwelijks onderscheidt van commerciële horecabedrijven omdat er geen handhaafbare beperkingen zijn opgelegd betreffende de gelegenheden en frequentie van activiteiten waarbij zwakalcoholhoudende drank mag worden verstrekt. Volgens hen bevestigt de rechtbank, door te overwegen dat in beginsel ervan kan worden uitgegaan dat de activiteiten die vallen binnen het kader van de doelstelling van de IJsclub zullen plaatsvinden in de beperkte perioden dat er natuurijs ligt, dat de voorschriften geen beperking opleggen betreffende bedoelde activiteiten. Evenmin heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de Checklist Paracommercie de frequentie beperkt van activiteiten waarbij zwakalcoholhoudende drank mag worden verstrekt. Daarbij komt dat het college in de beroepsprocedure heeft vermeld dat het geen beperking aan de IJsclub kan en wil opleggen betreffende de periode waarbinnen activiteiten kunnen plaatsvinden. Dat voorts geen stukken zijn overgelegd waaruit volgt dat buiten de doelstelling vallende activiteiten worden georganiseerd komt doordat bedoelde activiteiten niet van tevoren worden aangekondigd, maar regulier plaatsvinden, aldus [appellanten].
5.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de IJsclub zich voldoende onderscheidt van commerciële horecabedrijven door de aan de vergunning verbonden beperkingen en voorschriften. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit de verleende vergunning volgt dat alleen bij activiteiten die binnen het kader van de doelstelling van de IJsclub plaatsvinden zwakalcoholhoudende drank gedurende een beperkte periode mag worden verstrekt. Voorts is in de vergunning expliciet vermeld dat deze niet geldt voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank bij bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen. Uit een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel volgt dat de IJsclub een schaats- en ijshockeyvereniging is. Gelet op de activiteiten die in het algemeen gangbaar worden geacht voor een schaats- en ijshockeyvereniging in een dorp met een natuurijsbaan zoals hier aan de orde heeft de rechtbank terecht overwogen dat bedoelde activiteiten in beginsel in de ijsperiode zullen plaatsvinden. Dat mogelijk ook buiten de ijsperioden activiteiten worden georganiseerd die vallen binnen het kader van de doelstelling van de IJsclub, zoals vergaderingen en dergelijke, leidt niet tot het oordeel dat de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen te ruim zijn geformuleerd waardoor de IJsclub zich niet onderscheidt van commerciële horecabedrijven. In tegenstelling tot bij commerciële horecabedrijven, is het bij de IJsclub immers niet toegestaan dat sterkalcoholhoudende drank wordt verstrekt of dat verstrekking van zwakalcoholhoudende drank plaatsvindt wanneer activiteiten plaatsvinden die vallen buiten de doelstelling van de IJsclub. In weerwil van wat [appellanten] betogen, is in voornoemde Checklist Paracommercie bovendien de frequentie van bepaalde activiteiten waarbij zwakalcoholhoudende drank mag worden verstrekt beperkt.
Voor zover [appellanten] overigens beogen te betogen dat in de kantine van het clubgebouw activiteiten plaatsvinden die vallen buiten het kader van de doelstelling van de IJsclub, wat in strijd is met de verleende vergunning, wordt opgemerkt dat het al dan niet hiertegen optreden een kwestie van handhaving is, die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college de in de vergunning opgelegde voorschriften en beperkingen voldoende mocht achten ter voorkoming van oneerlijke mededinging.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012