201203993/1/A1.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 maart 2012 in zaak nr. 11/9204 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.
Bij besluit van 8 juni 2011 heeft het college geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het oprichten van een schuur op het perceel aan de Kerkweg 74 te Pijnacker (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 oktober 2011 heeft het college na heroverweging besloten dat besluit niet te herroepen.
Bij uitspraak van 7 maart 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2012, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J. Geelhoed, advocaat te Naaldwijk, is verschenen. Voorts is ter zitting het college, vertegenwoordigd door R. van den Bosch en J.C. van Eeden, beiden werkzaam bij de gemeente, gehoord.
1. Het bouwplan voorziet in een schuur van 90 m² met een goothoogte van 2,90 m en een nokhoogte van 5,95 m, ter vervanging van twee schuren op het perceel.
Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Pijnacker Zuid/Zuid-Oost", vanwege de overschrijding van het maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en de goot- en nokhoogte. Het college is niet bereid gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a, ten tweede, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank een brief van het college van 1 februari 2011 ten onrechte niet heeft betrokken bij haar uitspraak, terwijl deze brief volgens hem de bereidheid bevat om van het bestemmingsplan af te wijken voor het gehele bouwplan. Hiermee heeft de rechtbank miskend dat het college in zijn besluit tot weigering de omgevingsvergunning te verlenen ten onrechte het bij hem gewekte vertrouwen niet heeft afgewogen.
2.1. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de rechtbank de brief van 1 februari 2011 wel in haar overwegingen betrokken. Aan deze brief komt echter niet de betekenis toe die [appellant] daaraan gehecht wil zien. Het college spreekt de bereidheid uit om, na ontvangst van een formele bouwaanvraag, een ontheffingsprocedure te starten voor een nieuwe schuur van maximaal 90 m², ter vervanging van de bestaande schuren op het perceel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in de brief niet staat dat het college bij deze procedure ook de door [appellant] gewenste hoogte van de schuur zal betrekken. Nu het college niet bereid was van het bestemmingsplan af te wijken ten behoeve van het gehele bouwplan, behoefde het de weigering om omgevingsvergunning te verlenen niet te motiveren op de wijze zoals door [appellant] is betoogd.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012