201210309/1/A4 en 201210311/1/A4.
Datum uitspraak: 16 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de naamloze vennootschap Refining & Trading Holland N.V., handelend onder de naam North Refinery, gevestigd te Farmsum, gemeente Delfzijl, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Metchem B.V., gevestigd te Goor, gemeente Hof van Twente,
verzoekers,
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Bij besluiten van 5 oktober 2012 heeft de minister besloten geen bezwaar te maken tegen het voornemen van Metchem om op basis van de kennisgevingen met kenmerken BE001003095 en BE001003096 afvalstoffen over te brengen van België naar Nederland onder de voorwaarde dat de transporten die op basis van deze kennisgevingen bij North Refinery in ontvangst worden genomen en worden opgeslagen niet mogen worden vermengd met andere afvalstoffen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Hangende het bezwaar hebben verzoekers de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 november 2012, waar North Refinery en Metchem, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ozinga, advocaat te Den Haag, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ziel, mr. J.J. Teeninga, A.M. Witte en L. Stoffers, zijn verschenen.
1. Met de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening beogen verzoekers schorsing van de aan de besluiten van 5 oktober 2012 verbonden voorwaarde dat de afvalstromen afkomstig uit België, van de naamloze vennootschap Chevron Phillips Chemicals Int. N.V., die op basis van de kennisgevingen BE001003095 en BE001003096 bij North Refinery in ontvangst worden genomen niet worden vermengd met andere afvalstoffen.
2. Bij North Refinery zullen de afvalstoffen worden opgeslagen om te worden afgevoerd voor bewerking bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Odfjell Terminals Rotterdam B.V. Tijdens de opslag bij North Refinery zullen andere afvalstromen in dezelfde opslagtank worden gebracht en gemengd met de afvalstoffen van de kennisgevingen. De tussentijdse opslag bij North Refinery vindt plaats, omdat Odfjell geen tankauto’s kan lossen en alleen aanvoer per binnenvaarttanker wil ontvangen.
Het samenvoegen van diverse afvalstromen in één afvaltank is volgens de minister ingevolge de door het college van gedeputeerde staten van Groningen aan de aan North Refinery bij besluit van 9 juni 2009 verleende revisievergunning, gewijzigd bij besluit van 21 februari 2012, verbonden voorschrift 2.3.4, niet toegestaan. Daarin heeft de minister aanleiding gezien om ingevolge artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB 2006 L 190) aan zijn toestemming eerdergenoemde voorwaarde te verbinden.
3. In voorschrift 2.3.4 van de vigerende milieuvergunning is het volgende bepaald:
"Reeds gescheiden aangeboden afvalstoffen behorende tot verschillende categorieën van gevaarlijke stoffen, zoals genoemd in de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen dienen binnen de inrichting gescheiden te worden gehouden, tenzij het mengen betrekking heeft op:
a. afgewerkte olie categorie I met afgewerkte olie categorie II, waarbij de gemengde stroom als grondstof dient voor de productie van basissmeerolie;
b. brandstofrestanten met een chloorgehalte <50 ppm met overige brandstofproducten, waarbij de gemengde stroom als verhandelbare brandstof, grondstof of halffabricaat wordt afgezet aan derden;
c. niet regenereerbare halogeenarme koolwaterstoffen met oliehoudende afvalstoffen, waarbij de gemengde stroom als verhandelbare brandstof, grondstof of halffabricaat wordt afgezet aan derden;
d. het binnen de inrichting toevoegen van glycolen aan oliehoudende afvalstoffen of aan olieproducten of aan andere halogeenarme koolwaterstoffen ter verbetering van het destillatieproces."
4. Verzoekers betogen dat de minister ten onrechte de voorwaarde aan beide besluiten heeft verbonden. Zij stellen daartoe dat de minister voorschrift 2.3.4 van de vigerende milieuvergunning onjuist interpreteert, omdat dat voorschrift het mengen van afvalstoffen niet uitsluit. Volgens verzoekers kan in dit geval een beroep worden gedaan op de uitzonderingssituatie van voorschrift 2.3.4, onder c. Onder verwijzing naar een ter zitting overgelegde e-mail van 13 november 2012 van een juridisch adviseur van de provincie Groningen stellen verzoekers dat het college van gedeputeerde staten van oordeel is dat er een toereikende vergunning is om de afvalstoffen te ontvangen en op te slaan.
5. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter leidt het samenvoegen van verschillende afvalstromen niet tot een verhandelbare brandstof, grondstof of halffabricaat, zoals bedoeld in voorschrift 2.3.4, onder c, van de vigerende milieuvergunning. Gelet daarop kon de minister naar het voorlopig oordeel van de voorzitter de voorwaarde, dat de afvalstromen afkomstig van Chevron uit België, die op basis van de kennisgevingen BE001003095 en BE001003096 bij North Refinery in ontvangst worden genomen niet mogen worden vermengd met andere afvalstoffen, aan de besluiten van 5 oktober 2012 verbinden. De e-mail van de juridisch adviseur van de provincie Groningen leidt niet tot een ander oordeel. Daaruit blijkt niet dat het mengen van de afvalstromen waarop de kennisgevingen zien, in dit geval voldoet aan de uitzonderingssituatie als bedoeld in voorschrift 2.3.4, onder c, van de vigerende milieuvergunning.
6. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. Heijninck, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Heijninck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2012