ECLI:NL:RVS:2012:BY3700

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200290/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake monumentenvergunning voor Buitenplaats Oud Wassenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 november 2011, waarin de rechtbank het beroep van de Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar gegrond verklaarde en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar van 17 januari 2008 vernietigde. Dit besluit betrof de verlening van een monumentenvergunning voor het wijzigen van toegangspoorten en het plaatsen van een hekwerk bij de Buitenplaats Oud Wassenaar. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet voldoende gemotiveerd was en dat de belangen van de Stichting onvoldoende waren meegewogen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 november 2012 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de monumentenvergunning voor de toegangshekken niet kon worden verleend. De Afdeling heeft vastgesteld dat de wijziging van de toegangspoorten en de plaatsing van een hekwerk op de Kasteellaan een wijziging van het monument als geheel inhoudt. De Afdeling heeft het college opgedragen om de motiveringsgebreken te herstellen en heeft geoordeeld dat de belangen van de Stichting, hoewel relevant, niet van doorslaggevend gewicht zijn voor de inhoud van het te nemen besluit.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep van de Stichting gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze het beroep van de Stichting tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning ongegrond verklaarde, en het beroep tegen de vergunning gegrond verklaard. De Afdeling heeft het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Stichting en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de verlening van monumentenvergunningen en de noodzaak van een deugdelijke motivering van besluiten.

Uitspraak

201200290/1/A2.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar,
2.    Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar (hierna: de Stichting), gevestigd te Wassenaar,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 november 2011 in zaken nrs. 08/1401 en 08/3657 in het geding tussen:
de Stichting,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2008 heeft het college aan de vereniging Vereniging van Eigenaren Park Oud Wassenaar (hierna: VvE Park Oud Wassenaar) een monumentenvergunning verleend voor het wijzigen van de toegangspoorten en het plaatsen van een hekwerk, alsmede voor het hierbij aanleggen van een hellingbaan op monument Buitenplaats Oud Wassenaar te Wassenaar.
Bij uitspraak van 30 november 2011, verzonden op dezelfde dag heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 januari 2008 vernietigd en het beroep van de Stichting tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college en de Stichting hoger beroep ingesteld.
Het college en de Stichting hebben een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de VvE Park Oud Wassenaar een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Stichting en de VvE Park Oud Wassenaar hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. D.J. van Schravendijk, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts zijn [voorzitter] van de Stichting Flatpark Oud Wassenaar, bestuurder van de VvE Park Oud Wassenaar, en [belanghebbende A] ter zitting gehoord.
Bij tussenuitspraak van 13 juni 2012 heeft de Afdeling het college opgedragen de van rechtswege verleende monumentenvergunning voor het wijzigen van de toegangspoorten en het plaatsen van een hekwerk, alsmede voor het hierbij aanleggen van een hellingbaan op monument Buitenplaats Oud Wassenaar te Wassenaar te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 2.5.1 van die uitspraak, het in voorkomend geval te nemen besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
Bij besluit van 10 juli 2012 heeft het college de van rechtswege verleende vergunning gewijzigd in die zin dat deze alsnog wordt geweigerd voor wat betreft het aanbrengen van het zwaailicht op de pijlers en aan de vergunning, voor zover deze is verleend, een voorschrift toegevoegd.
De Stichting, de VvE Park Oud Wassenaar en [belanghebbende A] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de vernietiging van het besluit van 17 januari 2008 tot gevolg heeft dat de daarin vervatte weigering van de monumentenvergunning voor de zwaailichten op de pijlers van de toegangshekken ongedaan is gemaakt en dat, nu de van rechtswege verleende monumentenvergunning een motivering ontbeert, niet nader is onderbouwd waarom daarvoor in afwijking van het advies van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (hierna: RCAM) van 13 februari 2007 vergunning is verleend.
In de tussenuitspraak heeft de Afdeling voorts overwogen dat, anders dan de rechtbank heeft verondersteld, het kasteel Oud Wassenaar, evenals de als Kasteellaan aangeduide toegangsweg, deel uitmaakt van het monument "Historische Buitenplaats "Oud Wassenaar"" en dat de wijziging van de toegangspoorten en de plaatsing van een hekwerk op de Kasteellaan een wijziging van het monument als geheel inhouden. De Afdeling heeft vervolgens geoordeeld dat gelet op artikel 2, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 ook de gebruiksmogelijkheden van het kasteel bij de beoordeling van de aanvraag dienden te worden betrokken.
Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zes weken na de tussenuitspraak de hiervoor genoemde motiveringsgebreken te herstellen door aan het besluit van rechtswege een gemotiveerd standpunt toe te voegen dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen.
2.    Het college heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak een nieuw besluit genomen. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding.
3.    Bij uitspraak van 6 maart 2012 in zaak nr. 201200290/2/A2 heeft de Afdeling het hoger beroep van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] niet-onvankelijk verklaard. Nu ten tijde van het besluit van 10 juli 2012 reeds op dit hoger beroep was beslist, heeft de toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb niet tot gevolg dat er een beroep van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] aanhangig is tegen dit besluit. De Afdeling zal de reactie van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] derhalve buiten beschouwing laten.
4.    De weigering van de vergunning voor het plaatsen van een zwaailicht op de pijlers van de toegangshekken is niet bestreden. Derhalve zijn alleen nog de vergunning, voor zover deze is verleend, en het aan die vergunning verbonden voorschrift aan de orde.
5.    Het aan de vergunning verbonden voorschrift luidt als volgt:
"- Aan de toegangshekken in de Noordpoort zal geen handmatig of automatisch te bedienen slot worden aangebracht.
- Aan de toegangshekken in de Zuidpoort mag een automatisch te bedienen slot worden aangebracht en in stand gehouden, mits de eigenaar en/of (de) exploitant(en) van het kasteel toegang krijgen door het benodigde aantal mobiele telefoonnummers op te slaan in de GSM-unit die wordt gekoppeld aan de entreehekken in de Zuidpoort.
- De voetgangers- en fietsershekken in zowel de Noordpoort als de Zuidpoort worden niet afgesloten.".
6.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 15 augustus 2012 in zaak nr.
201009068/1/A2) kan de Afdeling slechts in zeer uitzonderlijke gevallen terugkomen op een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Van een zeer uitzonderlijk geval is hier geen sprake, zodat van het daarin gegeven oordeel moet worden uitgegaan. In de tussenuitspraak is in rechtsoverweging 2.3.2 reeds overwogen dat er, gelet op de adviezen van de Rijksdienst Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, geen grond bestaat voor het oordeel dat de vergunning voor de toegangshekken niet kon worden verleend. Het betoog van de Stichting dat met het vergunnen van de toegangshekken aan de Zuidpoort door functiewijziging de historische buitenplaats wordt aangetast kan derhalve niet slagen.
7.    De Stichting betoogt voorts dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet is hersteld. Zij voert daartoe aan dat het college niet heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven motiveringsopdracht. Voorts acht zij het onjuist dat de toegang van het kasteel volledig afhankelijk wordt gemaakt van technische voorzieningen die geheel worden gecontroleerd door de VvE Park Oud Wassenaar.
7.1.    De strekking van de tussenuitspraak, voor zover hier van belang, is dat het college alsnog diende in te gaan op de gestelde belangen van de Stichting, nu zij eigenaar is van een deel van het monument. Het college heeft dit in het besluit van 10 juli 2012 gedaan en in zoverre het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld. Uit de uitspraak volgt niet dat de belangen van de Stichting, zoals zij die belangen wenst te behartigen, van doorslaggevend gewicht dienen te zijn voor de inhoud van het te nemen besluit. Voor zover de Stichting dit betoogt, kan dit betoog niet slagen.
Verder bestaat er geen grond voor het oordeel dat het college met het besluit van 10 juli 2012 onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de Stichting. De Noordpoort wordt niet van sloten voorzien, zodat het kasteel van die zijde altijd toegankelijk is. Dat de Stichting zich op het standpunt stelt dat het kasteel onbelemmerd voor alle verkeer via de  Zuidpoort toegankelijk moet zijn, omdat dit de oorspronkelijke oprijlaan van het kasteel zou zijn, betekent niet dat het college zich op het standpunt had moeten stellen dat alleen op die wijze de gebruiksmogelijkheden van het kasteel voldoende zijn gewaarborgd.
Nu de bezoekers via de Noordpoort het kasteel met de auto kunnen bereiken is het, anders dan de Stichting stelt, voorts niet noodzakelijk dat bezoekers van het restaurant daarvoor hun mobiele nummer aan de VvE Park Oud Wassenaar ter beschikking stellen. Reeds hierom doen zich de door de Stichting opgeworpen bezwaren tegen het gebruik van het voorgeschreven automatisch te bedienen slot niet voor.
Het betoog faalt.
8.    Het hoger beroep van het college is ongegrond. Het hoger beroep van de Stichting is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het beroep van de Stichting tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning ongegrond is verklaard. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het door de Stichting ingestelde beroep tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning gegrond verklaren. Dit besluit van rechtswege dient eveneens te worden vernietigd. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd. Het beroep van de Stichting tegen het besluit van 10 juli 2012 is ongegrond.
9.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep van Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 november 2011 in zaken nrs. 08/1401 en 08/3657, voor zover het beroep van de Stichting tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning ongegrond is verklaard;
III.    verklaart het beroep tegen de van rechtswege verleende monumentenvergunning gegrond;
IV.    vernietigt het onder III genoemde besluit;
V.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
VI.    verklaart het beroep van de Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar tegen het besluit van 10 juli 2012 ongegrond;
VII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar tot vergoeding van bij Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar aan Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 454,00 (zegge: vierhonderdvierenvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt;
IX.    bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar een griffierecht van € 454,00 (zegge: vierhonderdvierenvijftig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena    w.g. Lodder
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012
17.