201208418/2/R4.
Datum uitspraak: 15 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Wijkoverleg Statenkwartier, gevestigd te 's-Gravenhage, de stichting Stichting Wijkoverleg Zorgvliet, gevestigd te 's-Gravenhage, en [verzoeker A], wonend te 's-Gravenhage (hierna tezamen en in enkelvoud: de Stichting)
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Zorgvliet (Eurojust)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de Stichting tijdig beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2012, waar de Stichting, onder meer vertegenwoordigd door mr. M.H. Fleers, advocaat te 's-Gravenhage, en de raad, onder meer vertegenwoordigd door mr. A.J. van der Ven en mr. E.C.M. Schippers, advocaten te 's-Gravenhage, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Eurojust, vertegenwoordigd door J.J.J.N.N. Vos, werkzaam bij Eurojust.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan maakt kantoren met bijbehorend erf en tuin mogelijk aan de Jan Willem Frisolaan in 's-Gravenhage ten behoeve van de vestiging van Eurojust, een internationale organisatie die zich bezighoudt met de coördinatie van nationale opsporings- en vervolgingsactiviteiten tegen ernstige (grensoverschrijdende) criminaliteit.
3. De raad heeft het spoedeisend belang van het verzoek betwist en heeft daartoe ter zitting toegelicht dat hoe dan ook niet eerder met de feitelijke werkzaamheden ter uitvoering van het plan zal worden begonnen dan op 1 maart 2013. Deze datum ligt na het moment waarop gelet op de beoogde datum voor de zitting in de hoofdzaak, een uitspraak op de beroepen wordt verwacht. De voorzitter begrijpt evenwel dat niet tot die datum zal worden gewacht met het aanvragen van omgevingsvergunningen op grond van het plan. Gelet hierop is met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang gemoeid.
4. Ter onderbouwing van haar verzoek voert de Stichting aan dat het bestemmingsplan een onaanvaardbare aantasting van het beschermd stadsgezicht Zorgvliet met zich brengt. Volgens de Stichting zijn er alternatieve locaties voor de vestiging van Eurojust beschikbaar, zoals een locatie aan het Verhulstplein. Daarnaast vreest de Stichting dat de komst van Eurojust een aanzienlijke toename van de parkeerdruk in de wijk Zorgvliet met zich brengt. Verder wijst zij op de aanwezigheid van erfdienstbaarheden, die een belemmering zouden kunnen vormen voor de planontwikkeling. Ook in financieel opzicht twijfelt zij aan de uitvoerbaarheid van het plan. Als formeel bezwaar brengt de Stichting naar voren dat het vastgestelde plan in strijd met het gemeentelijke beleid tijdens de zomervakantie ter inzage is gelegd.
De Stichting heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij haar bezwaren met betrekking tot de planregels over het peil en de bouwhoogte niet langer handhaaft.
4.1. Ten aanzien van het formele bezwaar overweegt de voorzitter dat dit een mogelijke onregelmatigheid van na het bestreden besluit betreft. Het mogelijke gebrek kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in de hoofdzaak dan ook niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.2. Het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied dat bij besluit van 29 oktober 1996 is aangewezen als beschermd stadsgezicht Zorgvliet. Naar de voorlopige indruk van de voorzitter heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat in dit besluit geen bijzondere waarden aan het plangebied zijn toegekend. Op basis van cultuurhistorisch onderzoek door Bureau SteenhuisMeurs zijn ten behoeve van de aansluiting van de nieuwbouw met de cultuurhistorische waarden in de omgeving aanbevelingen gedaan voor situering, schaal en maat, welke in het bestemmingsplan zijn overgenomen. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bestemmingsplan geen inbreuk maakt op het beschermd stadsgezicht Zorgvliet.
4.3. De raad dient ten aanzien van de locatiekeuze een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van de alternatieve locaties dienen in die afweging te worden meegenomen. In het kader van de voorbereiding van dit plan heeft de raad onderzoek verricht naar verschillende mogelijke locaties. De door de Stichting als alternatief aangedragen locatie aan het Verhulstplein is daarbij ook in ogenschouw genomen. De raad heeft niet voor vestiging op deze locatie gekozen, omdat in verband met de stand-off zone van 30 meter die omwille van de veiligheid om het gebouw van Eurojust moet worden aangehouden, twee appartementencomplexen, twee kantoorgebouwen en een tankstation zouden moeten wijken. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor de huidige locatie heeft kunnen kiezen.
4.4. Voor Eurojust zelf zullen gelet op artikel 7, lid 7.2.1, aanhef en onder d, van de planregels ten minste 275 overdekte parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Als gevolg van de bouw voor Eurojust zullen 45 parkeerplaatsen in de openbare ruimte vervallen, maar deze worden gecompenseerd binnen het plangebied. Gelet op artikel 9, lid 9.3, van de planregels worden binnen de bestemming "Verkeer - straat" namelijk ten minste 116 parkeerplaatsen gerealiseerd. De Stichting heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat het plan daarmee in onvoldoende parkeerplaatsen voorziet.
4.5. De locatie waar Eurojust zich zal vestigen is aan het begin van de 20e eeuw bezwaard met een aantal erfdienstbaarheden ten gunste van een aantal omliggende percelen. De raad heeft in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht dat al deze erfdienstbaarheden inmiddels zijn vervallen waardoor deze niet meer aan de uitvoering van het bestemmingplan in de weg kunnen staan. In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding om aan de juistheid van deze toelichting en de daaraan verbonden conclusie te twijfelen.
4.6. In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd over de financiering ten behoeve van het plan ziet de voorzitter voorts op voorhand geen aanleiding voor twijfel aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
4.7. In hetgeen de Stichting voor het overige heeft aangevoerd ziet de voorzitter evenmin grond voor de verwachting dat het plan in de hoofdzaak geen stand zal houden.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek van de Stichting om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek van de stichting Stichting Wijkoverleg Statenkwartier af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Binnema
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2012