ECLI:NL:RVS:2012:BY3684

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202243/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving van weg aangelegd door Camping Callassande B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Camping Callassande B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 19 januari 2012 geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Zijpe ten onrechte het bezwaar van [verzoeker] tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen een door Callassande aangelegde weg had afgewezen. De weg was aangelegd aan de zuidwest-zijde van de camping, gelegen aan de Voorweg 5a te Callantsoog. Het college had in zijn besluit van 22 juni 2010 het verzoek van [verzoeker] om handhaving afgewezen, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk tot de rechtszaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 november 2012 behandeld. Callassande betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De Afdeling oordeelde dat artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften niet duidelijk en concreet genoeg was geformuleerd om als toetsingsnorm te dienen voor het toegestane gebruik van de grond. De rechtbank had niet onderkend dat de zinsnede "in de eerste plaats" in de planvoorschriften onvoldoende duidelijk was en dat het gemeentelijk beleid om de kampeerterreinen in het landschap in te passen niet concreet genoeg was om handhaving te rechtvaardigen.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep van Callassande gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 15 december 2010 ongegrond. Tevens werd bepaald dat het door Callassande betaalde griffierecht werd terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201202243/1/A1.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Camping Callassande B.V., gevestigd te Callantsoog, gemeente Zijpe,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 januari 2012 in zaak nr. 11/320 in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te Callantsoog, gemeente Zijpe
en
het college van burgemeester en wethouders van Zijpe.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2010 heeft het college het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen een door Callassande aangelegde weg aan de zuidwest-zijde van de camping gelegen aan de Voorweg 5a te Callantsoog afgewezen.
Bij besluit van 15 december 2010 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering daarvan, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 januari 2012 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 december 2010 vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van de uitspraak opnieuw op het bezwaar van [verzoeker] te beslissen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Callassande hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [verzoeker] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2012, waar Callassande, vertegenwoordigd door T. de Graaf en mr. J. de Graaf, en het college, vertegenwoordigd door mr. Z. Farafonow, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [verzoeker], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, verschenen.
Overwegingen
1.    Callassande exploiteert sinds 1986 een camping aan de Voorweg 5a. In het voorjaar van 2010 heeft zij een gedeelte van de beplanting aan de zuidwest-zijde van de camping verwijderd en een weg aangelegd ten behoeve van een verbeterde ontsluiting van de camping. De rechtbank heeft de aanwezigheid van deze weg in strijd geacht met artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften.
2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied 1989, eerste herziening" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel waarop de weg is aangelegd de bestemming "Verblijfsrecreatieve voorzieningen".
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften zijn gronden met deze bestemming bestemd voor vormen van verblijfsrecreatie zoals aangegeven in een bijgevoegde tabel, met daarbij behorende bebouwing, waaronder bedrijfswoningen, en open terreinen, waaronder parkeergelegenheid.
Ingevolge de beschrijving in hoofdlijnen, opgenomen in artikel 11, tweede lid, onder a, is het gemeentelijk beleid er op gericht de kampeerterreinen zo goed mogelijk in het landschap in te passen. Dit betekent dat een strook van acht meter diep uit de bestemmingsplangrens in de eerste plaats bedoeld is voor groenstrook, met uitzondering van toegangen tot het terrein en met uitzondering van terreinafscheidingen, dient deze strook onbebouwd en onverhard te zijn, met uitzondering van terreinafscheidingen, behalve indien reeds bebouwing of verharding op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig is.
Ingevolge artikel 11, vierde lid, wordt tot een verboden gebruik van de in het tweede lid omschreven groenstrook in ieder geval gerekend:
a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
b. het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het beheer van de gronden.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, is het verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan - behoudens de overgangsbepalingen - bepaalde.
3.    Callassande betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college bevoegd is om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van de weg. Daartoe voert zij aan dat artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften deel uitmaakt van de beschrijving in hoofdlijnen en niet zodanig duidelijk en concreet geformuleerd is dat het als een voorschrift kan dienen op grond waarvan het college handhavend kan optreden.
3.1.    Artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften maakt deel uit van de beschrijving in hoofdlijnen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 12 september 2012 in zaak nr.
201105535/1/A1geeft een beschrijving in hoofdlijnen de wijze weer waarop de doeleinden van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Slechts wanneer een in de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen artikel duidelijk en concreet is geformuleerd, kan dit functioneren als rechtstreekse toetsingsnorm voor het toegestane gebruik.
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de in artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften opgenomen zinsnede "in de eerste plaats" ziet op het vervolg van de zin waarin wordt aangegeven wanneer bij uitzondering de strook niet onverhard en onbebouwd dient te blijven. De zinsnede "in de eerste plaats" kan zowel "vooral" betekenen als gebruikt worden om een vervolg aan te kondigen. Onvoldoende duidelijk is welke betekenis in dit geval is bedoeld. Dat de strook van acht meter diep uit de bestemmingsplangrens in de eerste plaats bestemd is voor groenstrook, sluit dan ook niet uit dat daarvan ook op een andere wijze gebruik kan worden gemaakt, mits dat gebruik niet in strijd is met het bepaalde in artikel 11, vierde lid, van de planvoorschriften. Artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften is dan ook niet zodanig duidelijk en concreet geformuleerd, dat het als een rechtstreekse toetsingsnorm voor het toegestane gebruik kan dienen. Daarbij neemt de Afdeling voorts in aanmerking dat de eerste volzin van artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften dat het gemeentelijk beleid er op is gericht om de kampeerterreinen zo goed mogelijk in het landschap in te passen onvoldoende concreet is geformuleerd om rechtstreeks aan te toetsen. Onduidelijk is onder andere wat "zo goed mogelijk" betekent. De rechtbank heeft een en ander niet onderkend en heeft het college derhalve ten onrechte bevoegd geacht om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van de weg.
Het betoog slaagt, de overige door Callassande aangevoerde hogerberoepsgronden behoeven om die reden geen bespreking meer.
4.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van 19 januari 2012 dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 15 december 2010 alsnog ongegrond verklaren.
5.     Redelijke toepassing van artikel 54, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het door Callassande betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan haar wordt terugbetaald.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 januari 2012 in zaak nr. 11/320;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV.    bepaalt dat de secretaris van de Raad van State aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Camping Callassande B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann    w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012
407-724.