ECLI:NL:RVS:2012:BY3096

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204553/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag 2008: Beoordeling van recht op huurtoeslag en vertrouwensbeginsel

In deze zaak gaat het om de huurtoeslag die aan [wederpartij] is toegekend voor het jaar 2008. De Belastingdienst heeft bij besluit van 21 juni 2010 de huurtoeslag definitief vastgesteld op nihil en geëist dat [wederpartij] de reeds betaalde voorschotten terugbetaalt. Dit besluit is gebaseerd op het gezamenlijk jaarinkomen van [wederpartij] en een medebewoner, wat te hoog zou zijn voor het recht op huurtoeslag. De rechtbank Assen heeft in een eerdere uitspraak op 27 maart 2012 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en het besluit van de Belastingdienst vernietigd, omdat de informatie in de brochure huurtoeslag 2008 onvoldoende duidelijk was over de voorwaarden voor het recht op huurtoeslag.

De Belastingdienst heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 19 september 2012 heeft de Belastingdienst betoogd dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door de brochure te raadplegen zonder hen de kans te geven hierop te reageren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat [wederpartij] gerechtvaardigde verwachtingen mocht ontlenen aan de brochure, waarin niet expliciet werd vermeld dat het recht op huurtoeslag afhankelijk was van de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 14 november 2012 het hoger beroep van de Belastingdienst ongegrond verklaard. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het besluit van 13 januari 2011 op een onjuiste grondslag berustte en dat de Belastingdienst niet aannemelijk heeft gemaakt dat de informatie in de brochure onjuist was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van de gronden.

Uitspraak

201204553/1/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 27 maart 2012 in zaak nr. 11/127 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2010 heeft de Belastingdienst de aan [wederpartij] toegekende huurtoeslag 2008 definitief vastgesteld op nihil en bepaald dat [wederpartij] de reeds betaalde voorschotten terug dient te betalen.
Bij besluit van 13 januari 2011 heeft de Belastingdienst het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 januari 2011 vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2012, waar de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer en drs. H.R. Grootenhuis, is verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder j, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht) wordt in deze wet verstaan onder woning een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, is op de Wht de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, wordt in de Wht verstaan onder meerpersoonshuishouden: het huishouden van een huurder die samen met diens partner of een of meer medebewoners een woning bewoont.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge het tweede lid kan ten aanzien van een bepaalde woning slechts aan één huurder een huurtoeslag worden toegekend.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, wordt huurtoeslag slechts toegekend:
a. als de huurder, diens partner alsmede degenen die medebewoner van de woning zijn, op het adres van die woning zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA);
b. als op dat adres geen andere personen staan ingeschreven in de GBA, behoudens eventueel een onderhuurder en personen die behoren tot diens huishouden.
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid een huurtoeslag worden toegekend, als de onjuiste inschrijving in de GBA niet aan de huurder kan worden toegerekend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Awir wordt in deze wet, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, verstaan onder medebewoner: de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de GBA, met dien verstande dat als medebewoner niet wordt aangemerkt:
1°. de partner van de belanghebbende;
2°. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner;
3°. degene die tot het huishouden van de onder 2° bedoelde persoon behoort.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
2.    Bij het besluit van 21 juni 2010, gehandhaafd bij het besluit van 13 januari 2011, heeft de Belastingdienst de aan [wederpartij] toegekende huurtoeslag 2008 definitief vastgesteld op nihil en bepaald dat [wederpartij] de reeds betaalde voorschotten dient terug te betalen. Hieraan heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk is van het gezamenlijk jaarinkomen van de aanvrager, de toeslagpartner en de medebewoners, dat [belanghebbende] op hetzelfde adres staat ingeschreven als [wederpartij] en het gezamenlijk jaarinkomen van [wederpartij] en [belanghebbende] te hoog is om voor huurtoeslag in aanmerking te komen.
De rechtbank heeft overwogen dat uit artikel 7, gelezen in samenhang met artikel 9 van de Wht en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Awir, volgt dat [wederpartij] geen recht op huurtoeslag 2008 heeft. De rechtbank heeft voorts overwogen dat [wederpartij] evenwel gerechtvaardigde verwachtingen mocht ontlenen aan de brochure huurtoeslag 2008 van de Belastingdienst, waarin naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende expliciet is opgenomen dat het recht op huurtoeslag is gekoppeld aan het GBA-adres. Het begrip medebewoner wordt in deze brochure niet gedefinieerd en ook op de website van de Belastingdienst is niet vermeld dat onder medebewoner moet worden verstaan de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de GBA. De rechtbank heeft hierom het beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 januari 2011 vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen, met inachtneming van hetgeen in de aangevallen uitspraak is overwogen.
3.    De Belastingdienst betoogt dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden. Hiertoe voert hij aan dat door [wederpartij] geen beroep is gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar dat dit beginsel tijdens de zitting door iemand op de publieke tribune ter sprake is gebracht. Daarbij heeft de rechtbank uit eigen beweging na sluiting van het onderzoek de brochure huurtoeslag 2008 - die niet is opgenomen in het procesdossier - geraadpleegd, zonder de Belastingdienst in de gelegenheid te stellen hierop een toelichting te geven. Dit was volgens de Belastingdienst geboden, omdat de brochure geen aanleiding geeft voor de opvatting dat [wederpartij] recht zou hebben op huurtoeslag 2008.
3.1.    Blijkens het proces-verbaal is ter zitting bij de rechtbank door [wederpartij] aangevoerd dat zij verkeerd is voorgelicht. Verder is blijkens het proces-verbaal aan de orde geweest dat in de door [wederpartij] geraadpleegde brochure van de Belastingdienst volgens [wederpartij] niet staat dat het recht op huurtoeslag is gekoppeld aan het GBA-adres. De Belastingdienst heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het proces-verbaal het verhandelde ter zitting bij de rechtbank onjuist is weergegeven. Nu [wederpartij] voorts in haar beroepschrift heeft aangevoerd haar aanspraak op huurtoeslag 2008 te hebben gebaseerd op de voorwaarden die worden genoemd in de brochure huurtoeslag 2008 heeft de rechtbank hieruit en uit het verhandelde ter zitting een beroep op het vertrouwensbeginsel mogen afleiden. Bij de beoordeling van dit beroep heeft zij de brochure huurtoeslag 2008 mogen betrekken, nu deze brochure ter zitting is besproken.
Het betoog faalt.
4.    De Belastingdienst betoogt verder dat de rechtbank het beroep van [wederpartij] op het vertrouwensbeginsel ten onrechte heeft gehonoreerd. Hij voert hiertoe aan dat is gesteld noch gebleken dat het vertrouwen is gewekt door informatie die door de Belastingdienst is verstrekt. Daarbij kan volgens de Belastingdienst in het algemeen niet worden vertrouwd op mededelingen van algemene aard, omdat het recht op en de hoogte van de toeslag van verschillende factoren afhankelijk zijn en het recht op en de hoogte van de toeslag pas aan het eind van het berekeningsjaar worden vastgesteld. Dit is ook de reden dat wordt gewerkt met voorschotten. Verder is de informatie die via brochures of websites wordt verstrekt onvolledig en kan hieraan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend. Het doel van brochures en websites is informatie op een begrijpelijke en toegankelijke wijze te presenteren en met dit doel is niet verenigbaar dat daarin alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan om aanspraak te maken op huurtoeslag worden opgesomd, aldus de Belastingdienst.
4.1.    De rechtbank heeft overwogen dat de brochure op een ondergeschikte plek vermeldt dat in een situatie als die waarin [wederpartij] zich bevond geen aanspraak op huurtoeslag bestond. Reeds omdat in de brochure huurtoeslag 2008 uitdrukkelijk, al dan niet op een onderschikte plaats, is vermeld dat in een situatie als die van [wederpartij] geen aanspraak op huurtoeslag 2008 bestond, kon zij aan deze brochure niet het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen dat zij aanspraak op huurtoeslag 2008 had. Dat [wederpartij] heeft verzuimd van deze vermelding kennis te nemen, diende voor haar rekening te blijven.
Het betoog slaagt.
5.    Nu de Belastingdienst evenwel niet is opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat het besluit van 13 januari 2011 op een onjuiste grondslag berust en reeds daarom diende te worden vernietigd, staat dat oordeel in rechte vast. Hetgeen onder 4.1 is overwogen kan derhalve niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Lodder
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012
17-735.