ECLI:NL:RVS:2012:BY3091

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205636/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • J.G.C. Wiebenga
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit gemeenteraad over bestemmingsplan Drinkwaterkelder De Planck

In deze zaak heeft de Raad van State op 14 november 2012 uitspraak gedaan over het besluit van de gemeenteraad van Gulpen-Wittem om het bestemmingsplan "Drinkwaterkelder De Planck" niet vast te stellen. De naamloze vennootschap N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) had tegen dit besluit beroep ingesteld. De Raad overwoog dat de gemeenteraad op 26 april 2012, zonder een deugdelijke motivering, had besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen. WML betoogde dat het besluit niet voldoende was gemotiveerd en dat de belangenafweging ontbrak. De Raad stelde vast dat de motivering van het besluit niet bij de bekendmaking was vermeld, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat de gemeenteraad niet had voldaan aan de vereisten van de Awb. De Raad droeg de gemeenteraad op om binnen 16 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen over de aanvraag van WML. Tevens werd de gemeenteraad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van WML en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij bestuursbesluiten en de verplichtingen van bestuursorganen onder de Awb.

Uitspraak

201205636/1/R1.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de naamloze vennootschap N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg (hierna: WML), gevestigd te Maastricht,
appellante,
en
de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2012, kenmerk G.12.0085, heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Drinkwaterkelder De Planck" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft WML beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad en WML hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2012, waar WML, vertegenwoordigd door mr. B.H. Boeijen en F. Habets, beiden werkzaam bij WML, en door N.P.M. van Oppen, werkzaam bij Rentmeesterskantoor N.P.M. van Oppen, en de raad, vertegenwoordigd door E. Bosman en mr. A.M.A.J. Heijnens-Ackermans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.
Overwegingen
1. WML heeft een aanvraag ingediend voor het vaststellen van een bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van een drinkwaterkelder op het perceel, kadastraal bekend als sectie G, nummer 31. Het college van burgemeester en wethouders heeft hierop het ontwerpbestemmingsplan "Drinkwaterkelder De Planck" ter inzage gelegd dat in de bouw van de drinkwaterkelder voorziet. Het perceel, kadastraal bekend als sectie G, nummer 31, is eigendom van [belanghebbende] die de gronden gebruikt voor de agrarische bedrijfsvoering.
2. WML stelt dat de raad ten onrechte het bestemmingsplan niet heeft vastgesteld. Hiertoe betoogt zij onder meer dat het bestreden besluit ten onrechte niet van een kenbare motivering is voorzien waardoor geen inzicht wordt verkregen in de beweegredenen van de raad om niet in te stemmen met het bestemmingsplan noch in de belangenafweging die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
2.1. De raad heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de motivering van het bestreden besluit is verwoord in het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012.
2.2. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:46 van de Awb dient een besluit te berusten op een deugdelijke motivering.
Ingevolge artikel 3:47, eerste lid, van de Awb wordt de motivering vermeld bij de bekendmaking van het besluit.
Ingevolge het derde lid verstrekt het bestuursorgaan, indien de motivering in verband met de vereiste spoed niet aanstonds bij de bekendmaking van het besluit kan worden vermeld, de motivering binnen een week na de bekendmaking.
2.3. In zijn brief van 14 juni 2012, kenmerk U.12.03960, heeft de raad de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de Afdeling doen toekomen. In deze brief staat dat de raad verzoekt om een termijn van twee weken na verzending van de brief voor het aanvullen van een ontbrekende relevante bijlage, namelijk het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012. De raad werkt met een besluitenlijst en geluidsopnamen binnen een raadsinformatiesysteem, reden waarom wordt verzocht om de mogelijkheid om dit stuk na te zenden, aldus de brief van 14 juni 2012.
Bij brief van 19 juni 2012 heeft de raad het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012 aan de Afdeling doen toekomen. Dit stuk is aan de andere partijen gezonden.
2.4. De Afdeling overweegt dat WML, nadat het bestreden besluit aan haar bekend is gemaakt overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, bij brief van 5 juni 2012, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2012, beroep heeft ingesteld. Het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012 is eerst na 14 juni 2012 op schrift gesteld en bij brief van 19 juni 2012 aan de Afdeling toegezonden. De raad heeft ter zitting bevestigd dat dit verslag, houdende de motivering van het bestreden besluit, derhalve niet was vermeld bij de bekendmaking van het besluit aan WML. Voorts heeft de raad niet gesteld dat sprake is van spoed die rechtvaardigt dat de motivering niet bij de bekendmaking van het besluit is vermeld, nog daargelaten dat dit ook niet tijdig zou zijn geweest.
Gelet hierop is bij de bekendmaking van het bestreden besluit en ook binnen een week nadien, geen motivering voor het bestreden besluit vermeld, hetgeen in strijd is met de artikelen 3:46 en 3:47 van de Awb.
Gelet op het vorenstaande komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
2.5. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. In dit kader wordt het volgende overwogen.
Nu WML een aanvraag tot het vaststellen van het bestemmingsplan heeft gedaan, is niet aannemelijk dat andere belanghebbenden dan WML hebben afgezien van het instellen van beroep tegen de weigering het bestemmingsplan vast te stellen omdat de motivering ten onrechte niet bij het bestreden besluit was vermeld. Voorts heeft WML in de beroepsprocedure kunnen reageren, hetgeen zij ook heeft gedaan, op de motivering die de raad ten grondslag heeft gelegd aan zijn weigering.
3. WML betoogt verder dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. In dit verband voert zij aan dat het bestreden besluit noch het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012 blijkt geeft van een deugdelijke belangenafweging.
3.1. In het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012 staat dat het nut en de noodzaak van de uitbreiding van de drinkwatervoorziening door enkele raadsleden worden betwist en dat ook niet duidelijk is of naar andere locaties voor de nieuwe drinkwatervoorziening is gekeken. Voorts staat daarin dat geen zicht is op verwerving van de gronden op korte termijn en dat de houding van WML tijdens de gehele procedure niet wordt gewaardeerd. Er wordt betreurd dat WML de juridische weg kiest waardoor de raad wordt gedwongen een besluit te nemen. Voorts wijst een aantal leden van de raad erop dat gelet op het spoedeisende karakter, zij de zaak niet goed hebben kunnen voorbereiden.
3.2. De Afdeling stelt voorop dat de raad, gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening, beleidsvrijheid heeft om een bestemmingsplan al dan niet vast te stellen. In onderhavig geval is de motivering van het bestreden besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen neergelegd in het verslag van de raadsvergadering van 26 april 2012. De Afdeling overweegt dat de hierin gegeven motivering niet kan worden aangemerkt als een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb.
De Afdeling volgt het standpunt van de raad dat hij door WML ten onrechte gedwongen wordt een besluit te nemen en dat hij daarvoor onvoldoende tijd heeft gekregen, niet. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 28 oktober 2010 tot en met 8 december 2010 ter inzage gelegen. Niet valt in te zien dat in het tijdsverloop tot april 2012 voor de raadsleden onvoldoende tijd bestond om het besluit goed voor te bereiden. Voorts heeft de Afdeling in haar uitspraak van 5 april 2012, in zaak nr. 201201826/2/R1 (aangehecht), overwogen dat de raad op grond van artikel 8:55d van de Awb een besluit dient te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Anders dan de raad betoogt, volgt dit niet uit de houding van WML, maar uit de wet.
Voorts acht de Afdeling van belang dat in het verslag slechts de afzonderlijke meningen van de raadsleden zijn verwoord en dat hierin geen blijk is gegeven van een belangenafweging tussen het door WML vertegenwoordigde algemene belang van een goede levering van drinkwater enerzijds en het belang van [belanghebbende] bij behoud van zijn gronden anderzijds.
De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
4. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen WML heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:46 en 3:47 van de Awb. Het beroep is gegrond zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
5. De raad dient een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van WML. Ter voorlichting van partijen overweegt de Afdeling nog het volgende. Zoals zij eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 februari 2009 in zaak nr.
200801960/1) staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. In dit geval acht de Afdeling het niet nodig om bij de voorbereiding van het nieuwe besluit de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.
Dit betekent dat de raad ofwel opnieuw kan besluiten het bestemmingsplan niet vast te stellen, tegen welk besluit beroep open staat zonder eerst bezwaar te maken, dan wel ervoor kan kiezen het bestemmingsplan alsnog vast te stellen zonder hieraan voorafgaand nog een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.
Met het oog op vorenstaande zal de Afdeling een termijn stellen van 16 weken.
6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van WML te worden veroordeeld.
Voor zover WML om een vergoeding van verletkosten heeft verzocht, ziet de Afdeling geen aanleiding om deze toe te kennen, aangezien enkel is gebleken van werkzaamheden die moeten worden gerekend tot de normale werkzaamheden van een beroepsmatige rechtsbijstandverlener in dienst van WML.
Het verzoek van WML bij brief van 9 november 2012 om vergoeding van kosten wordt niet in behandeling genomen omdat dit verzoek uiterlijk ter zitting dient te worden gedaan. Hierover is WML in het informatieblad bij het proceskostenformulier geïnformeerd. Dit is slechts anders als de Afdeling uitdrukkelijk de gelegenheid heeft gegeven om na de zitting een verzoek om vergoeding van kosten in te dienen. Hiervan is geen sprake.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 26 april 2012, kenmerk G.12.0085, om het bestemmingsplan "Drinkwaterkelder De Planck" niet vast te stellen;
III. draagt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van bij de naamloze vennootschap N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 51,52 (zegge: eenenvijftig euro en tweeënvijftig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan de naamloze vennootschap N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012
533.