201206834/1/R1.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Tennis Club Uitgeest, gevestigd te Uitgeest,
appellante,
de raad van de gemeente Uitgeest,
verweerder.
Bij besluit van 26 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Appartementen Smallekamplaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft TCU beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
TCU en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2012, waar TCU, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en de raad, vertegenwoordigd door B. Visser, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van 50 appartementen op het perceel aan de Waldijk 1.
1.1. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" en onder meer de aanduidingen "gestapeld" en "specifieke bouwaanduiding - 1".
TCU betoogt dat de raad in de planregels onvoldoende heeft geregeld dat de voorziene woningen worden gebouwd met een dove gevel aan de kant van de tennisclub. TCU betoogt hiertoe, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2012 in zaak nr.
201109858/1/R1, dat de raad niet heeft vastgelegd dat de verplichting van het bouwen met een dove gevel eveneens geldt bij het vernieuwen of veranderen van woningen. Voorts is volgens TCU aan artikel 6, lid 6.2.1, van de planregels een sub d toegevoegd zonder dat de raad hierover heeft beslist.
1.2. Ingevolge artikel 1, lid 1.16, van de planregels wordt onder bouwen verstaan het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Ingevolge artikel 1, lid 1.24 wordt onder dove gevel verstaan een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" bestemd voor het wonen in gestapelde woningen.
Ingevolge lid 6.2.1, aanhef en onder c, geldt ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" dat de gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige objecten dienen te worden gebouwd met een dove gevel aan de noordwestelijke gevelzijde.
Ingevolge lid 6.2.1, aanhef en onder d, mag in afwijking van het bepaalde onder c worden afgezien van het bouwen met een dove gevel, indien wordt gebouwd met toepassing van een vliesgevel of maatregelen anderszins waardoor de geluidsbelasting vanwege de sportvelden op de gevel ten hoogste de wettelijke grenswaarde bedraagt.
1.3. De raad heeft in artikel 6, lid 6.2.1, aanhef en onder c, van de planregels geregeld dat de voorziene woningen worden gebouwd met een dove gevel aan de kant van de tennisclub. Volgens de begripsomschrijving valt onder het begrip 'bouwen' eveneens het vernieuwen en veranderen van een bouwwerk. Anders dan in voormelde uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2012 aan de orde was, is in de planregels derhalve niet geregeld dat de verplichting tot het bouwen met een dode gevel uitsluitend geldt bij het oprichten van de voorziene woningen. Anders dan TCU betoogt, bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat de raad onvoldoende heeft geregeld dat de voorziene woningen worden gebouwd met een dove gevel. Anders dan TCU voorts betoogt, is in artikel 1.24 van de planregels voorzien in een definitie van het begrip dove gevel. Het betoog dat de raad in het plan had moeten opnemen dat de gevelwering tenminste 26 dB dient te bedragen heeft TCU niet gemotiveerd zodat dit niet kan slagen.
1.4. In het besluit van 26 april 2012 staat dat de raad het plan gewijzigd vaststelt in de zin dat aan artikel 6 van de planregels wordt toegevoegd dat het gedeelte van het appartementencomplex aan de kant van de tennisclub moet worden uitgevoerd met een dove gevel. TCU betoogt terecht dat in het besluit niets staat over een toevoeging zoals deze thans in artikel 6, lid 6.2.1, sub d, van de planregels is opgenomen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij deze toevoeging niet heeft beoogd vast te stellen. Nu het appartementencomplex zal worden gebouwd met een dove gevel, bestaat aan deze toevoeging volgens de raad geen behoefte. De toevoeging is echter wel in artikel 6, lid 6.2.1, sub d, van planregels opgenomen. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft in strijd is met de rechtszekerheid.
1.5. In hetgeen TCU heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft artikel 6, lid 6.2.1, sub d, van de planregels, in strijd is met de rechtszekerheid. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
2. TCU betoogt voorts dat de raad niet heeft onderkend dat ter plaatse van de voorziene woningen lichtoverlast zal optreden door de lichtmasten van de tennisclub. TCU voert hiertoe aan dat de maximale verticale verlichtingssterkte op de achtergevel van de voorziene woningen 97,0 lux bedraagt, terwijl een waarde van 10 lux gedurende de avondperiode aanvaardbaar is.
2.1. In het rapport 'Tennisvereniging TC Uitgeest Akoestisch en lichthinderonderzoek' van 27 januari 2012, opgesteld door DGMR in opdracht van [belanghebbende] in overleg met TCU, staat dat de tennisbanen van de tennisclub zijn voorzien van lichtmasten en dat de verlichting is ingeschakeld, indien noodzakelijk, gedurende de tijden waarop wordt gespeeld. Dit betekent dat tot 01.00 uur 's nachts de verlichting kan zijn ingeschakeld, aldus het rapport. Uit de lichtmetingen is gebleken dat met de huidige verlichting in de dag-, avond- en nachtperiode niet wordt voldaan aan de grenswaarden voor zowel de verticale verlichtingssterkte als de lichtsterkte per armatuur. Om in de dag- en avondperiode te voldoen kan naar verwachting worden volstaan met het plaatsen van afschermende kappen op een aantal van de bestaande armaturen. Voor de nachtperiode zal gezien de veel strengere norm met dergelijke maatregelen niet kunnen worden voldaan aan de grenswaarden. Een mogelijkheid is om de lichtbelasting in de periode tussen 23.00 uur en 01.00 uur toelaatbaar te achten, met dien verstande dat maatregelen bij de woningen worden getroffen. Dit betreft het aanbrengen van lichtwerende voorzieningen, zodat de bewoners de slaapkamers afdoende kunnen verduisteren.
2.2. Voor zover TCU onder verwijzing naar de door haar overgelegde brief van Strago Electro van 6 juli 2012 betoogt dat de maximale verticale verlichtingssterkte op de achtergevel van de voorziene woningen 97,0 lux bedraagt, kan dit niet slagen. In de brief staat dat een lichthinderonderzoek is uitgevoerd met 14 nieuwe spreidlichtschijnwerpers waarvan de bevindingen zijn dat de maximale verticale verlichtingssterkte op de achtergevel van de voorziene woningen 9,71 lux bedraagt waarmee binnen de norm van 10 lux wordt gebleven. TCU betoogt evenwel terecht dat in het in 2.1 genoemde rapport staat dat voor de nachtperiode niet aan de grenswaarde kan worden voldaan. De raad heeft toegelicht dat de voorziene woningen zullen worden gebouwd op een manier waarbij de slaapkamers zijn gelegen aan de kant van de tennisclub, zodat niet veel lichthinder is te verwachten voor de toekomstige bewoners. Voorts kunnen de bewoners lichtwerende voorzieningen aanbrengen om eventuele lichtoverlast te voorkomen, aldus de raad. De ontwikkelaar van het appartementencomplex heeft voorts ter zitting toegezegd dat hij de lichtmasten van de tennisclub zal voorzien van afschermende kappen om de lichthinder verder te beperken. TCU heeft niet gemotiveerd betoogd dat deze maatregelen onvoldoende zijn om eventuele lichtoverlast veroorzaakt door de lichtmasten van de tennisclub te voorkomen. Anders dan TCU betoogt, heeft de raad zich derhalve onder deze omstandigheden in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de lichtbelasting van de lichtmasten van de tennisclub op het appartementencomplex toelaatbaar wordt geacht.
3. TCU heeft de beroepsgrond betreffende de erfafscheiding ter zitting ingetrokken.
4. In hetgeen TCU heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" en onder meer de aanduidingen "gestapeld" en "specifieke bouwaanduiding - 1", strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Uitgeest van 26 april 2012 voor zover het betreft artikel 6, lid 6.2.1, sub d, van de planregels;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Uitgeest tot vergoeding van bij de vereniging Tennis Club Uitgeest in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 184,59 (zegge: honderdvierentachtig euro en negenenvijftig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Uitgeest aan de vereniging Tennis Club Uitgeest het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012