201207703/2/R2.
Datum uitspraak: 9 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Harskamp, gemeente Ede,
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
Bij besluit van 31 mei 2012 met kenmerk nr. 2012/34, heeft de raad het bestemmingsplan "Harskamp, Kraatsweg 64 en omgeving" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 oktober 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door ing. A. Kamphuis, en de raad, vertegenwoordigd door J. Mens, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door T. Driever, zijn verschenen.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de mogelijkheid om ten noorden van de woning aan de Kraatsweg 64 te Harskamp een viertal woningen te bouwen.
3. [verzoeker] stelt dat hij door het plan onevenredig wordt beperkt in zijn bedrijfsvoering. Voorts kan volgens hem een goed woon- en leefklimaat bij de woningen binnen het plangebied niet worden verzekerd.
Hij betoogt hiertoe onder meer dat de gegevens die zijn gebruikt ten behoeve van het opstellen van de Verordening Geurhinder en Veehouderij Ede 2011 (hierna: de Geurverordening) van 1 december 2011 om te bepalen wat de huidige en de te verwachten geurbelasting binnen het plangebied ten gevolge van zijn veehouderij, zijn gebaseerd op een verouderde vergunning voor zijn veehouderij. De geuremissie die hij met zijn bedrijf op basis van de aan hem verleende vergunning van 1 februari 2011 kan uitstoten is veel groter dan waarmee de raad bij het opstellen van het plan rekening heeft gehouden.
[verzoeker] verzoekt om schorsing van het plan teneinde te voorkomen dat in afwachting van de behandeling van de hoofdzaak wordt begonnen met de bouw van de voorziene woningen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat, gelet op de onderzoeken die zijn uitgevoerd, een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied kan worden verzekerd en dat [verzoeker] niet hoeft te vrezen voor een beperking van zijn bedrijfsvoering. Weliswaar is in het oorspronkelijke onderzoek ten behoeve van de Geurverordening uitgegaan van de verouderde vergunning voor het bedrijf van [verzoeker], maar aanvullende berekeningen, opgesteld in het kader van de totstandkoming van het plan met inachtneming van de nieuwe vergunning, nopen niet tot een andere conclusie, aldus de raad.
3.2. [verzoeker] heeft een onderzoek overgelegd met andere uitkomsten voor de geurbelasting binnen het plangebied dan in de onderzoeken die de raad ten grondslag heeft gelegd aan het plan. Hetgeen partijen ter zitting hebben betoogd geeft naar het oordeel van de voorzitter geen afdoende verklaring voor het verschil in uitkomsten tussen de onderzoeken. Daarvoor is nader onderzoek nodig waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
4. Het voorgaande in aanmerking nemend en gelet op de mogelijkheid om op basis van het plan omgevingsvergunningen te verlenen voor de bouw van de woningen ziet de voorzitter aanleiding om het plan te schorsen ten einde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Ede van 31 mei 2012 met kenmerk nr. 2012/34;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Ede tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Ede aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2012