201202713/1/A1.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2012 in zaak nr. 10/4584 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rotterdam-Noord.
Bij besluit van 7 juni 2010 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om op 26 april 2010 onmiddellijk een hennepkwekerij in het pand [locatie] te Rotterdam (hierna: het pand) te ontmantelen en de kosten daarvan op [appellant] te verhalen op schrift gesteld.
Bij besluit van 23 juni 2010 heeft het de te verhalen kosten op € 3.004,83 vastgesteld.
Bij besluit van 6 oktober 2010 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J. Blok, advocaat te Rotterdam, en het college vertegenwoordigd door mr. S. de Wit, ook advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet draagt de eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat, dan wel voortduurt.
Ingevolge het tweede lid draagt een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, danwel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt, nu hij het door hem gehuurde pand niet bewoonde en niet wist en hoefde te weten dat daarin een hennepplantage was ingericht.
2.1. Niet in geschil is dat in het pand in strijd met artikel 1a van de Woningwet een hennepkwekerij aanwezig was en het dagelijks bestuur daartegen handhavend kon optreden. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het [appellant] terecht als overtreder heeft aangemerkt. Daartoe heeft zij terecht van betekenis geacht dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de woning had onderverhuurd en ook in geval van onderverhuur als overtreder zou mogen worden aangemerkt, omdat hij wist, althans had kunnen weten, dat in het pand een hennepkwekerij aanwezig was. Zij heeft daartoe terecht in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat [appellant] op gezette tijden controles in het pand heeft uitgevoerd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 februari 2010, in zaak nr.
200903375/1/H1), mag van een onderverhuurder worden gevergd dat hij zich op de hoogte stelt van het gebruik dat van het door hem verhuurde wordt gemaakt, zolang hij als huurder voor het pand verantwoordelijk is. Gevolgen van het feit dat [appellant] dat, als gesteld, niet heeft gedaan, heeft het dagelijks bestuur voor zijn rekening mogen brengen.
3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank, door te overwegen dat het dagelijks bestuur vanwege de spoedeisende situatie zonder voorafgaande last bestuursdwang heeft mogen toepassen, heeft miskend dat er geen gevaarlijke situatie was, aangezien de electrische installatie niet was aangesloten. Volgens hem zou met het afsluiten van de stroom hebben kunnen worden volstaan.
3.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het dagelijks bestuur spoedeisende bestuursdwang heeft mogen toepassen. Zij heeft daartoe terecht in aanmerking genomen dat de elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij volgens de rapportage van 3 mei 2010 van Stedin Netbeheer onvakkundig was aangelegd, waardoor ernstig gevaar van brand, elektrocutie en kortsluiting zou ontstaan, zodra zij zou worden aangesloten. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur met het afsluiten van de stroom had dienen te volstaan, omdat de hennepkwekerij in dat geval met een nieuwe aansluiting zou hebben kunnen worden voortgezet, dan wel met het aanwezige materiaal elders een hennepkwekerij zou hebben kunnen worden opgezet. Bovendien brengt het enkele feit dat de hennepkwekerij, naar gesteld, op een andere wijze had kunnen worden ontmanteld, niet mee dat het spoedeisend karakter ontbrak.
4. [appellant] betoogt tenslotte dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur de in rekening gebrachte kosten onjuist heeft vastgesteld. Daartoe voert hij aan dat ten onrechte BTW en beheerskosten in rekening zijn gebracht, de rapportage-, transport- en materiaalkosten niet nader zijn gespecificeerd en de in rekening gebrachte tijd voor ontruiming niet strookt met de tijden op de checklist. Bovendien begrijpt hij de post V.O.T. niet en evenmin hoe bij de verwerking van het afval is vastgesteld dat zijn aandeel 640 kg weegt, aldus [appellant].
4.1. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel het dagelijks bestuur de kosten te hoog heeft vastgesteld. Het heeft de in rekening gebrachte kosten gespecificeerd en zowel schriftelijk als mondeling ter zitting bij de rechtbank nader toegelicht. In hetgeen [appellant] daarover naar voren heeft gebracht, heeft zij terecht geen aanknopingspunten gevonden voor twijfel aan de juistheid van de in rekening gebrachte kosten.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012