201108193/1/A2.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 juni 2011 in zaken nrs. 11/183 en 11/184 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij onderscheiden besluiten van 24 september 2009 heeft de Belastingdienst de aan [appellante] over de jaren 2008 en 2009 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 2 december 2010 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 29 juni 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2012, waar [appellante], bijgestaan door mr. O. Huisman, advocaat te Den Haag, is verschenen.
1. Ingevolge artikel 5 van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals die wet luidde ten tijde van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, is artikel 52 van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. Op 25 januari 2008 heeft [appellante] een aanvraag om kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2008 ingediend. Zij heeft daarbij te kennen gegeven dat zij gebruik maakt van gastouderopvang door bemiddeling van gastouderbureau 4yourkids te Breda.
In het besluit van 2 december 2010 heeft de Belastingdienst aan de herziening van de voorschotten kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 ten grondslag gelegd dat [appellante] desgevraagd geen schriftelijke overeenkomst tussen haar en 4yourkids die betrekking heeft op de berekeningsjaren 2008 en 2009, heeft overgelegd.
De rechtbank heeft het standpunt van de Belastingdienst gevolgd.
In hoger beroep heeft [appellante] een overeenkomst gastouderopvang met 4yourkids en algemene voorwaarden van 4yourkids overgelegd. Op het voorblad van de overeenkomst is vermeld: "Overeenkomst periode: 01-01-2008 | 01-01-2010".
3. [appellante] betoogt dat zij met de overgelegde overeenkomst aannemelijk heeft gemaakt dat er een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko bestond tussen haar en 4yourkids in de berekeningsjaren 2008 en 2009, zodat het voorschot kinderopvangtoeslag over die jaren ten onrechte op nihil is vastgesteld. Zij voert daartoe aan dat de overeenkomst de gegevens genoemd in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling bevat.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 oktober 2011 in zaak nr.
201102492/1/H2) bestaat geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag indien geen sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko die de basis vormt voor de kinderopvang. Dit betekent gelezen in samenhang met artikel 18, eerste lid, van de Awir dat degene die stelt recht te hebben op een voorschot kinderopvangtoeslag dat aan de hand van een schriftelijke overeenkomst met de houder moet aantonen. De Afdeling heeft voorts in die uitspraak overwogen dat indien in de overgelegde overeenkomst de datum van ondertekening ontbreekt, niet vaststaat dat de kinderopvang op basis van die overeenkomst heeft plaatsgevonden, zodat die overeenkomst niet als bewijs voor kinderopvang kan dienen.
Niet in geschil is dat in de door [appellante] overgelegde overeenkomst met 4yourkids de datum van ondertekening ontbreekt. [appellante] stelt echter dat de overeenkomst onlosmakelijk is verbonden met de op 8 januari 2008 ondertekende algemene voorwaarden van 4yourkids, gelet op artikel 1 van die voorwaarden.
De overeenkomst tussen [appellante] en 4yourkids en de door [appellante] ondertekende algemene voorwaarden van 4yourkids zijn twee verschillende documenten. Met de ondertekening van de algemene voorwaarden heeft [appellante] geen overeenkomst met 4yourkids gesloten. Reeds hierom kan het overleggen van deze stukken niet leiden tot het door [appellante] gewenste resultaat. Zij heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de kinderopvang in de berekeningsjaren 2008 en 2009 heeft plaatsgevonden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. De door [appellante] overgelegde verklaring van A. Bidou, voormalig bestuurder van 4yourkids, dat de kinderopvang heeft plaatsgevonden op grond van de genoemde overeenkomst en algemene voorwaarden, leidt niet tot een ander oordeel, nu de overeenkomst de basis vormt voor de kinderopvang.
4. Gelet op het vorenoverwogene behoeft de hogerberoepsgrond van [appellante] dat zij redelijkerwijs niet op de hoogte had kunnen zijn van de verwijdering van 4yourkids uit het register van gastouderbureaus door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, geen bespreking meer, omdat dit niet kan leiden tot het door haar beoogde doel.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012