ECLI:NL:RVS:2012:BY2513

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109991/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.G. Drupsteen
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de Tweede Kamerverkiezingen 2010

In deze zaak heeft [appellante] op 9 september 2010 verzocht om afschriften van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen van de lijst Trots op Nederland (TON) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010. De burgemeester van Den Haag weigerde aanvankelijk deze documenten openbaar te maken, maar herroept later zijn besluit en maakt de lijsten openbaar, met uitzondering van de adressen van de kandidaten. [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de burgemeester, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage op 10 augustus 2011, waarin het beroep van [appellante] gegrond werd verklaard en het besluit van de burgemeester werd vernietigd. De burgemeester ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 18 juli 2012 en 15 augustus 2012. De Afdeling oordeelde dat de Wob (Wet openbaarheid van bestuur) van toepassing is op de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen, aangezien deze documenten na afloop van de verkiezingsperiode niet meer ter inzage lagen. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de documenten niet openbaar gemaakt konden worden op grond van de Wob, omdat de Kieswet niet meer van toepassing was na de verkiezingsperiode. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de burgemeester gegrond.

De Afdeling oordeelde dat de burgemeester de kandidatenlijsten in lijn met zijn nieuwe standpunt openbaar had moeten maken. De ondersteuningsverklaringen waren echter onvindbaar, maar de burgemeester had voldoende inspanningen geleverd om deze te achterhalen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van de burgemeester werden in stand gelaten, en de burgemeester werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante].

Uitspraak

201109991/1/A3.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 augustus 2011 in zaak nr. 11/3634 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Den Haag.
Procesverloop
Bij brief van 9 september 2010 heeft [appellante] verzocht om afschriften van de kandidatenlijsten (model H1) en ondersteuningsverklaringen (model H4) van de lijst Trots op Nederland (TON) met daarop adressen en geboortedata van de kandidaten voor de verkiezingen van de Tweede Kamer van 2010.
Bij besluit van 24 september 2010 heeft de burgemeester geweigerd de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen openbaar te maken.
Bij besluit van 10 januari 2011 heeft de burgemeester dat besluit herroepen en alsnog de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen, voor zover aanwezig, openbaar gemaakt, met uitzondering van de adresgegevens van betrokkenen.
Bij besluit van 11 maart 2011 heeft de burgemeester het daartegen gemaakte bezwaar van [appellante] ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 maart 2011 vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 23 februari 2012 heeft [appellante] toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, is verschenen.
Nadien heeft de Afdeling het onderzoek heropend teneinde de zaak op een nadere zitting te behandelen. De Afdeling heeft de burgemeester met toepassing van artikel 8:59 van de Awb opgeroepen op de nadere zitting te verschijnen.
De burgemeester heeft een nader stuk van 13 augustus 2012 ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 15 augustus 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, en de burgemeester, vertegenwoordigd door R.J. van der Velde, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet zijn de overheidsorganen verplicht de onder hen berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, is de zorgdrager verplicht tot het ontwerpen van selectielijsten waarin tenminste wordt aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging in aanmerking komen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 21 november 2005 een 'Selectielijst voor archiefbescheiden van gemeentelijke en intergemeentelijke organen opgemaakt of ontvangen vanaf 1 januari 1996' (hierna: de selectielijst) vastgesteld (Stcr. 2005, nr. 247).
De selectielijst bevat een systematische opsomming van voor bewaring en vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden.
In hoofdstuk 3.5 'Bestuur en organisatie' van de selectielijst staat onder punt drie voor bescheiden betreffende verkiezingen cum annexis, met de omschrijving 'voorbereiding en houden van verkiezingen, waaronder kandidatenlijsten', een bewaartermijn van 5 jaar vermeld.
2.    Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 10 januari 2011 heeft de burgemeester, voor zover thans van belang, alsnog besloten tot openbaarmaking van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen, met uitzondering van de adressen. Ten aanzien van de adressen weegt volgens de burgemeester het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder dan het algemene belang dat is gediend bij openbaarmaking ervan. In het besluit staat vermeld dat de kieslijst als bijlage is verstrekt. De ondersteuningsverklaringen zijn echter onvindbaar, aldus de burgemeester.
Volgens de burgemeester zijn de documenten wellicht tijdens een verhuizing van Bureau Verkiezingen terechtgekomen in een van de vele papiercontainers met verkiezingspapier dat in oktober 2010 is vernietigd. Door het verzoek van [appellante] is gebleken dat de huidige werkwijze niet sluitend is. Deze zal daarom worden aangepast voor volgende verkiezingen. Mochten de ondersteuningsverklaringen alsnog worden gevonden, zullen deze zonder adressen worden overgelegd aan [appellante], aldus de burgemeester.
3.    De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen van de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 met inbegrip van de adressen - voor zover deze zijn vermeld - en geboortedata van de kandidaten, voor een ieder ter inzage hebben gelegen. Ook voor [appellante] bestond de mogelijkheid deze lijsten ter plaatse in te zien en desgevraagd kopieën te verkrijgen, aldus de rechtbank. Aangezien de aangevraagde gegevens openbaar zijn gemaakt, kunnen deze niet nogmaals openbaar gemaakt worden op grond van de Wob. Volgens de rechtbank kan het verzoek van [appellante] om toezending van afschriften van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen niet anders worden gezien dan als een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling. De beslissing op een dergelijk verzoek is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, aldus de rechtbank.
4.    [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat op haar verzoek de Wob toepasselijk is. Volgens haar heeft de rechtbank niet onderkend dat het tijdelijk ter inzage leggen van kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen op een enkele plaats in Nederland niet is te zien als een algemene openbaarmakingsregeling die de Wob ter zijde schuift.
4.1.        Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2007 in zaak nr.
200700307/1) volgt dat documenten die naar hun aard openbaar zijn niet nogmaals openbaar gemaakt kunnen worden. Voorts kunnen documenten die eerder op grond van de Wob openbaar zijn gemaakt niet nogmaals op grond van die wet openbaar worden gemaakt. De Wob is bovendien niet van toepassing op documenten waarvoor een bijzondere regeling met een uitputtend karakter, neergelegd in een wet in formele zin, de openbaarmaking regelt.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 5 oktober 2011 in zaak nr.
201010713/1/H3), regelt de Kieswet uitputtend de voor de verkiezingen noodzakelijke openbaarmaking van kandidatenlijsten. Uit dit systeem van de Kieswet vloeit voort dat de Wob gedurende de verkiezingsperiode niet van toepassing is op kandidatenlijsten. Dit geldt tevens voor de ondersteuningsverklaringen. Na afloop van de verkiezingsperiode staat de Kieswet niet in de weg aan toepassing van de Wob. Vaststaat dat het verzoek van [appellante] is gedaan na afloop van de betrokken verkiezingsperiode en dat de kandidatenlijsten en de ondersteuningslijsten op het moment van het verzoek niet meer ter inzage lagen.
Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen (uitspraken van 11 april 2012 in zaak nr.
201108184/1/A3), betekent het feit dat de kandidatenlijsten en de ondersteuningsverklaringen tijdens de verkiezingsperioden ter inzage hebben gelegen op grond van de Kieswet, niet dat die documenten openbaar zijn in de zin van de Wob. Documenten die door toepassing van de Wob openbaar zijn gemaakt, worden geacht vanaf die openbaarmaking voor een ieder toegankelijk te zijn. De onderhavige documenten hebben slechts tijdens de verkiezingsperioden en derhalve tijdelijk ter inzage gelegen. Nu de verkiezingsperioden voorbij zijn, zijn de kandidatenlijsten niet meer voor een ieder toegankelijk. Hieruit volgt dat die documenten in zoverre niet reeds openbaar zijn in de zin van de Wob.
De kandidatenlijsten zijn niet eerder openbaar gemaakt in de zin van de Wob en de Kieswet staat na afloop van de verkiezingsperioden niet aan toepassing van de Wob in de weg. In dit geval is er geen andere regeling met een uitputtend karakter, neergelegd in een wet in formele zin, die de openbaarmaking regelt. Derhalve heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen niet door toepassing van de Wob openbaar gemaakt kunnen worden en dat de reactie op het verzoek van [appellante] niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb.
Het betoog slaagt.
5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Afdeling met betrekking tot het beroep als volgt.
6.    Blijkens het nadere stuk van 13 augustus 2012 stelt de burgemeester zich sinds eind december 2011 op het nadere standpunt dat verzoeken om openbaarmaking van kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen worden ingewilligd. Dat wil zeggen dat de gevraagde documenten, zoals deze door de politieke partijen zijn ingeleverd, in geval van een daartoe strekkend verzoek openbaar zullen worden gemaakt. Desgevraagd heeft de burgemeester ter zitting bij de Afdeling verklaard dat hij ook ten tijde van het in beroep bestreden besluit overeenkomstig zijn nieuwe standpunt had dienen te besluiten.
6.1.        De Afdeling ziet reeds hierin aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het besluit van 11 maart 2011 te vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
6.2.        Tevens bestaat aanleiding te onderzoeken of de rechtsgevolgen van dat besluit in stand kunnen blijven.
6.3.        Ter zitting van de Afdeling heeft de burgemeester verklaard dat de op de kandidatenlijsten vermelde adressen van de kandidaten voor indiening eigenhandig door de indiener zijn doorgestreept. De Afdeling ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Dat betekent dat de burgemeester de kandidatenlijsten in lijn met zijn onder 6 weergegeven opvatting openbaar heeft gemaakt, zoals deze door de politieke partij zijn ingeleverd.
Met betrekking tot de ondersteuningsverklaringen stelt de Afdeling vast dat deze ten onrechte zijn verdwenen. Er bestaat evenwel geen aanleiding om te oordelen dat de burgemeester onvoldoende in het werk heeft gesteld deze te achterhalen. Vastgesteld moet worden dat de verklaringen onvindbaar blijven.
6.4.        Gelet op het voorgaande zal de Afdeling bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
7.    De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 augustus 2011 in zaak nr. 11/3634;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van de burgemeester van Den Haag van 11 maart 2011, kenmerk B.3.10.2044.001;
V.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
VI.    veroordeelt de burgemeester van Den Haag tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1529,50 (zegge: vijftienhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.    gelast dat de burgemeester van Den Haag aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. T.G. Drupsteen en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Klein
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
176-671.