ECLI:NL:RVS:2012:BY2498

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104392/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van het gebied Oude Maas als Habitatrichtlijngebied en de gevolgen voor bedrijfsvoering

Op 14 maart 2011 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een besluit genomen om het gebied Oude Maas aan te wijzen als speciale beschermingszone op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Dit besluit is genomen ter uitvoering van de Habitatrichtlijn, die vereist dat gebieden van communautair belang worden aangewezen om de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna te waarborgen. PKF B.V. en de Koninklijke Schippersvereniging Schuttevaer hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij betogen dat het besluit hun bedrijfsvoering zal belemmeren en dat de aanwijzing van vaargeulen als onderdeel van het Habitatrichtlijngebied onterecht is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 september 2012. Tijdens de zitting zijn de appellanten vertegenwoordigd door hun advocaten, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door ambtenaren van het ministerie. De Afdeling heeft overwogen dat de staatssecretaris de zienswijzen van PKF en Schuttevaer in het bestreden besluit op een juiste manier heeft samengevat en dat er geen rechtsregel is die vereist dat alle argumenten afzonderlijk worden behandeld. De Afdeling concludeert dat de aanwijzing van het gebied Oude Maas als Habitatrichtlijngebied op goede gronden is gedaan, waarbij ecologische criteria voorop staan en dat bedrijfsbelangen niet in aanmerking mogen worden genomen bij de begrenzing van dergelijke gebieden.

De beroepsgronden van PKF en Schuttevaer zijn ongegrond verklaard. De Afdeling heeft vastgesteld dat de aanwijzing van het gebied niet afhankelijk is van de gelijktijdige vaststelling van een beheerplan, en dat de schadevergoedingsregeling in de Nbw 1998 niet kan leiden tot een andere conclusie. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 7 november 2012.

Uitspraak

201104392/1/A4.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PKF B.V. (hierna: PKF), gevestigd te Heinenoord, gemeente Binnenmaas,
2.    de vereniging Koninklijke Schippersvereniging Schuttevaer (hierna: Schuttevaer), gevestigd te Rotterdam,
appellanten,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
verweerder.
Procesverloop
Bij op 14 maart 2011 bekendgemaakt besluit, kenmerk PDN/2010-108, heeft de staatssecretaris krachtens artikel 10a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) het gebied Oude Maas aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206; hierna: de Habitatrichtlijn en het Habitatrichtlijngebied).
Tegen dit besluit hebben PKF en Schuttevaer beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2012, waar Schuttevaer, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, advocaat te Rotterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. D.J. Hira-Tetar en dr. ir. F.C.J.M. Roozen, beiden werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    PKF betoogt dat haar zienswijze in het bestreden besluit ten onrechte niet volledig is opgenomen.
1.1.    De zienswijzen, die over het ontwerpbesluit naar voren zijn gebracht, zijn in het bestreden besluit per thema besproken. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de staatssecretaris de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, biedt geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
De beroepsgrond faalt.
2.    PKF betoogt dat het bestreden besluit haar bedrijfsvoering en toekomstige bedrijfsontwikkeling zal belemmeren. Volgens PKF heeft de staatssecretaris hiermee onvoldoende rekening gehouden. De precieze omvang van de gevolgen van het bestreden besluit voor haar onderneming kunnen niet worden vastgesteld omdat een beheerplan ontbreekt.
Schuttevaer betoogt dat de grens van het bij het bestreden besluit aangewezen Habitatrichtlijngebied moet worden gelegd op de plaats waar de dijktaluds het water raken, zodat de vaargeulen geen onderdeel van het gebied kunnen zijn. Daartoe voert zij aan dat de aanwijzing van de vaargeulen als onderdeel van een Habitatrichtlijngebied een ernstige belemmering vormt voor het beroepsvervoer over binnenwateren. Deze belemmering kan niet alleen leiden tot aanzienlijke economische schade, maar is volgens Schuttevaer ook nadelig voor het milieu, omdat de vervoersstromen zich zullen verplaatsen naar minder milieuvriendelijke vormen van vervoer dan over de binnenvaart. Schuttevaer wijst er voorts op dat de omvang van de gevolgen van het bestreden besluit voor de scheepvaart onduidelijk zijn, omdat een beheerplan nog niet is vastgesteld en ook omdat volgens haar niet altijd duidelijk is waar de grens van het gebied exact is gelegen.
2.1.    Ingevolge artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 1998 wijst de minister gebieden aan ter uitvoering van de Habitatrichtlijn.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel bevat een besluit als bedoeld in het eerste lid de instandhoudingsdoelstelling voor het gebied.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Habitatrichtlijn wordt een coherent Europees ecologisch netwerk gevormd van speciale beschermingszones, Natura 2000 genaamd.
Ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn wijst de betrokken lidstaat wanneer een gebied volgens de procedure van artikel 21 van die richtlijn tot een gebied van communautair belang is verklaard, het gebied zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes jaar, aan als Habitatrichtlijngebied en stelt hij tevens de prioriteiten vast gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat van bijlage I of van een soort van bijlage II alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande bedreiging van achteruitgang en vernietiging.
2.2.    De Afdeling stelt voorop dat de Europese Commissie het gebied Oude Maas volgens de procedure van artikel 21 van de Habitatrichtlijn tot een gebied van communautair belang heeft verklaard. Op grond van artikel 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn bestond daarom de verplichting om dit gebied aan te wijzen als Habitatrichtlijngebied. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 november 2008 in zaak nr.
200802545/1), kunnen bij de begrenzing van een Habitatrichtlijngebied uitsluitend overwegingen van ecologische aard worden betrokken.
2.3.    De Afdeling begrijpt het betoog van PKF aldus dat volgens haar vanwege haar bedrijfsbelangen niet tot aanwijzing van het gebied Oude Maas als Habitatrichtlijngebied mocht worden overgegaan. Nu bij de begrenzing van een Habitatrichtlijngebied geen rekening mag worden gehouden met bedrijfsbelangen en het betoog van PKF geen betrekking heeft op ecologische criteria, biedt dit geen aanleiding voor het oordeel dat niet op goede gronden tot aanwijzing van de Oude Maas als Habitatrichtlijngebied is overgegaan.
De beroepsgrond faalt.
2.4.    Op de bij het bestreden besluit behorende kaart is de grens van het aangewezen gebied aangeduid. Voor het oordeel dat, zoals Schuttevaer heeft betoogd, onvoldoende duidelijk is waar deze grens ligt, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding.
Uit de kaart blijkt dat de grens van het gebied op enkele plaatsen voorbij het dijktalud ligt en het aangewezen gebied daarmee een stuk water van de Oude Maas omvat. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat waar dit het geval is, aan deze begrenzing ecologische criteria ten grondslag zijn gelegd. Nu dit niet is weersproken en de door Schuttevaer naar voren gebrachte argumenten over de belemmering van het beroepsvervoer geen betrekking hebben op ecologische criteria, geeft het beroep van Schuttevaer geen aanleiding voor het oordeel dat niet op goede gronden tot aanwijzing van de Oude Maas als Habitatrichtlijngebied is overgegaan.
De beroepsgrond faalt.
3.    Hetgeen Schuttevaer en PKF hebben aangevoerd over de gevolgen van de aanwijzing van het gebied in relatie tot het beheerplan, begrijpt de Afdeling aldus dat volgens hen een gebied pas krachtens artikel 10a van de Nbw 1998 zou mogen worden aangewezen, indien tegelijkertijd een beheerplan wordt vastgesteld, omdat anders de gevolgen van de aanwijzing niet duidelijk zijn.
De Afdeling merkt allereerst op dat ingevolge de definitie van "Natura 2000-gebied" in artikel 1, aanhef en onder n, sub 3, van de Nbw 1998, zoals deze bepaling sinds 1 februari 2009 luidt, een gebied
- zoals het gebied in kwestie - dat voorkomt op de lijst van gebieden van communautair belang, van rechtswege een Natura 2000-gebied in de zin van de Nbw 1998 is, waarop de vergunningplicht van artikel 19d van deze wet van toepassing is. In zoverre doet de aanwijzing bij het bestreden besluit niet toe of af aan de vergunningplicht, zij het dat het aanwijzingsbesluit door het begrenzen van het daarbij aangewezen gebied en door het formuleren van instandhoudingsdoelstellingen voor dit gebied wel meer zekerheid kan bieden over de omvang van de vergunningplicht.
Afgezien hiervan geldt, zoals de Afdeling in haar uitspraak van 5 november 2008 in zaak nr.
200802545/1reeds heeft overwogen, dat er geen rechtsregel is die ertoe verplicht het aanwijzingsbesluit en het beheerplan voor een aangewezen gebied gelijktijdig vast te stellen.
De beroepsgronden falen.
4.    Voor zover PKF heeft betoogd dat de in artikel 31, eerste lid, van de Nbw 1998 opgenomen schadevergoedingsregeling niet volstaat, wordt overwogen dat dit, wat daar verder van zij, geen reden kan zijn om niet tot aanwijzing van het gebied Oude Maas als Habitatrichtlijngebied over te gaan.
5.    De beroepen zijn ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
262-732.