ECLI:NL:RVS:2012:BY2493

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205427/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • J.J. Reuveny
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Zutphen inzake de eigendomsoverdracht van de Vordenseweg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 april 2012. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Zutphen hem op 6 december 2010 had geïnformeerd over het voornemen om geen overeenkomst te sluiten met de provincie Gelderland voor de eigendomsoverdracht van de Vordenseweg. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit voornemen op 18 februari 2011 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van het college om geen overeenkomst te sluiten geen publiekrechtelijke rechtshandeling is, en dat de plannen voor de aanpassing van de Vordenseweg geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

[appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep had ingeperkt en dat er wel degelijk sprake was van een publiekrechtelijk besluit. Hij verwees naar een eerdere beslissing van het college van 16 juni 2008, die volgens hem een publiekrechtelijke rechtshandeling inhield. De rechtbank oordeelde echter dat de beslissing om geen overeenkomst te sluiten met de provincie een privaatrechtelijke rechtshandeling betreft, en dat het college niet bevoegd was om de eigendom van de Vordenseweg over te nemen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van het college om geen overeenkomst te sluiten met de provincie blijft staan, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 7 november 2012.

Uitspraak

201205427/1/A3.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 april 2012 in zaak nr. 11/387 in het geding tussen:
1.    [appellant],
2.    [wederpartij sub 2], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
3.    [wederpartij sub 3], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
4.    [wederpartij sub 4], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
5.    [wederpartij sub 5], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
6.    [wederpartij sub 6], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
7.    [wederpartij sub 7], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen,
8.    [wederpartij sub 8], wonend te Warnsveld, gemeente Zutphen, en
9.    de stichting Stichting Waardevol Warnsveld, gevestigd te Warnsveld, gemeente Zutphen
en
het college van burgemeester en wethouders van Zutphen.
Procesverloop
Bij brief van 6 december 2010 heeft het college [appellant] op de hoogte gesteld van zijn voornemen geen overeenkomst met de provincie Gelderland te sluiten waarbij de gemeente Zutphen de eigendom van de Vordenseweg van de provincie overneemt.
Bij besluit van 18 februari 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2012 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het college heeft het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 6 december 2010 geen besluit behelst als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De beslissing om geen overeenkomst met de provincie te sluiten teneinde de eigendom van de Vordenseweg te verkrijgen, ten behoeve van het aanpassen van die weg, is niet van publiekrechtelijke aard.
2.    De rechtbank heeft overwogen dat de beslissing van het college om af te zien van het sluiten van voornoemde overeenkomst geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. Voor zover de beslissing om voornoemde overeenkomst niet te sluiten al valt te kwalificeren als een rechtshandeling, is die niet verricht krachtens een publiekrechtelijke bevoegdheid, aldus de rechtbank. Verder is het college geen beheerder van de Vordenseweg. De plannen die het heeft opgesteld tot aanpassing van die weg zijn geen besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat zij geen publiekrechtelijke rechtshandelingen inhouden. Het afzien van de uitvoering van die plannen is volgens de rechtbank daarom evenmin een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank het door hem ingestelde beroep ten onrechte heeft ingeperkt. Zijn beroep richtte zich tegen de beslissing van het college om de uitvoering van de afwaardering van de Vordenseweg van een provinciale weg tot een weg zonder belangrijke verkeersfuncties te stoppen. Het college heeft op 16 juni 2008 een beslissing genomen die het sluiten van een overeenkomst tussen de gemeente en de provincie om de eigendom van die weg over te nemen behelsde. De beslissing van 16 juni 2008 is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, aldus [appellant]. Ter ondersteuning van zijn betoog verwijst hij naar het rapport van bevindingen van 8 maart 2012 inzake de klacht van [wederpartij sub 5] tegen wethouder P.C.M. Withagen betreffende het niet nakomen van een toezegging tot herinrichting van de Vordenseweg. Het college heeft beslist geen uitvoering te geven aan de beslissing van 16 juni 2008.
[appellant] betoogt voorts dat een volwaardig publiekrechtelijk besluit tot afwaardering van de Vordenseweg bestaat op basis van het Verkeerscirculatieplan 2008. Op grond van dat plan was het college bevoegd een aanbod van de provincie tot overgang van de eigendom van de Vordenseweg te accepteren. Volgens [appellant] heeft de rechtbank miskend dat een publiekrechtelijke rechtshandeling tevens een privaatrechtelijke rechtshandeling kan inhouden of tot gevolg hebben. In dit geval heeft het college ten onrechte en in strijd met de wet ervoor gekozen de beslissing tot stopzetting van de afwaardering van de Vordenseweg op te splitsen.
3.1.    Dit betoog faalt. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de brief waarbij hem is medegedeeld dat het college het voornemen heeft geen overeenkomst met de provincie Gelderland te sluiten waarbij de gemeente Zutphen de eigendom van de Vordenseweg van de provincie overneemt. Het college en de rechtbank hebben terecht het door [appellant] gemaakte bezwaar geacht daartegen en tegen het besluit van 7 december 2010, waarbij dat voornemen is uitgevoerd, gericht te zijn.
Zoals de rechtbank heeft overwogen, is de beslissing van het college geen overeenkomst met de provincie te sluiten tot overdracht van de eigendom van de Vordenseweg van de provincie naar de gemeente geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Het sluiten van zo’n overeenkomst betreft een privaatrechtelijke rechtshandeling, waarvan de bevoegdheid tot het sluiten ervan niet op het Verkeerscirculatieplan berust. Daargelaten de vraag of het afzien van het sluiten van zo’n overeenkomst een rechtshandeling is, is het niet sluiten ervan eveneens privaatrechtelijk van aard.
Dat de beslissing van het college om geen overeenkomst met de provincie te sluiten ertoe leidt dat geen uitvoering wordt gegeven aan de beslissing van het college van 16 juni 2008, maakt eerstgenoemde beslissing, daargelaten de juridische aard van laatstgenoemde, niet tot een publiekrechtelijke rechtshandeling. De juridische aard van de beslissing van 16 juni 2008 maakt niet dat een privaatrechtelijke rechtshandeling, zoals de overdracht van de eigendom van een weg, een publiekrechtelijke rechtshandeling wordt. Een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt evenmin een publiekrechtelijke rechtshandeling omdat die een uitvloeisel is van een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk    w.g. Reuveny
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
622.