ECLI:NL:RVS:2012:BY2454

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201209056/1/A1 en 201209056/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • J.A.W. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek tegen gebruik percelen voor bedrijfsdoeleinden

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel op 13 januari 2010 een verzoek van [wederpartij] afgewezen om handhavend op te treden tegen het gebruik van percelen aan de [locatie] en een voormalig tennisveldje door [partij] voor bedrijfsdoeleinden. Het college heeft het bezwaar van [wederpartij] tegen deze afwijzing ongegrond verklaard op 15 juli 2010. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 8 augustus 2012 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard, het besluit van 15 juli 2010 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan. De voorzitter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig is en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het stallen van auto's door het garagebedrijf van [partij] op het voormalig tennisveldje in strijd is met de bestemming van het perceel. Het college betoogde dat dit gebruik valt onder parkeren, maar de voorzitter oordeelde dat parkeren niet gelijkstaat aan het stallen van auto's voor bezichtiging en verkoop. Het gebruik van het perceel door [partij] is derhalve in strijd met de bestemmingsplanvoorschriften.

Het hoger beroep van het college is ongegrond verklaard, de aangevallen uitspraak is bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] tot een bedrag van € 474,12, waarvan € 37,12 voor rechtsbijstand. Tevens is een griffierecht van € 466,00 opgelegd aan het college.

Uitspraak

201209056/1/A1 en 201209056/2/A1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2012 in zaak nr. 10/2846 in het geding tussen:
[wederpartijen] (hierna tezamen en in enkelvoud: [wederpartij]), allen wonend te Dungen,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2010 heeft het college, voor zover thans van belang, het verzoek van [wederpartij] afgewezen om handhavend op te treden tegen het gebruik van de percelen aan de [locatie] en het naastgelegen voormalig tennisveldje door [partij] voor bedrijfsdoeleinden.
Bij besluit van 15 juli 2010 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep, voor zover thans van belang, gegrond verklaard, het besluit van 15 juli 2010 in zoverre vernietigd, en het college opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Het college heeft daarbij tevens aan de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 oktober 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.J. van Dalsen, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartijen], bijgestaan door mr. M. de Jong, advocaat te 's-Hertogenbosch, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. W. Krijger, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het stallen van auto's door het garagebedrijf van [partij] op het voormalig tennisveldje (hierna: het perceel) in strijd is met de aan het perceel gegeven bestemming. Het college voert daartoe aan dat dit gebruik op een lijn valt te stellen met het parkeren van auto's hetgeen op grond van artikel 17.1, aanhef en onder c, van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Den Dungen" is toegestaan.
2.1.    Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV)".
Ingevolge artikel 17.1 van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de volgende doeleinden:
a. wegen, ontsluitingswegen en paden;
b. infrastructurele voorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. verhardingen;
e. groen en groenvoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h. nutsvoorzieningen
2.2.    Als onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat het garagebedrijf van [partij] op het perceel bedrijfsmatig auto's stalt zodat deze kunnen worden bezichtigd door potentiële klanten en verkocht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit gebruik niet op een lijn valt te stellen met het parkeren van auto's. Onder parkeren wordt immers volgens het algemeen spraakgebruik, zoals dat door het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal wordt omschreven, verstaan, het na een volbrachte rit op of in de nabijheid van de bestemming plaatsen op een daartoe bestemde plaats of in een daarvoor bestemde ruimte. Dit omvat niet het ten toon stellen of het stallen van auto's met het oog op bezichtiging en verkoop ervan. Dat op het perceel geen werkzaamheden plaatsvinden en op of in de auto's geen informatie zichtbaar is over de vraagprijs of de technische kwaliteiten van de auto's, leidt niet tot het oordeel dat het perceel wordt gebruikt voor het parkeren van auto's.
Verder betoogt het college tevergeefs dat met het bestemmingsplan is beoogd om het stallen van auto's ten behoeve van het garagebedrijf mogelijk te maken, reeds omdat deze bedoeling niet in de planvoorschriften tot uitdrukking is gebracht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het gebruik dat [partij] aldus van het perceel maakt in strijd is met de daaraan gegeven bestemming. Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af;
III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel tot vergoeding van bij [wederpartijen] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 474,12 (zegge: vierhonderdvierenzeventig euro en twaalf cent), waarvan € 37,12 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.    bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel een griffierecht van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Van Leeuwen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
543.