ECLI:NL:RVS:2012:BY2452

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207056/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Actualisatie Landelijk Gebied Westvoorne 2012

Op 15 mei 2012 heeft de raad van de gemeente Westvoorne het bestemmingsplan "Actualisatie Landelijk Gebied Westvoorne 2012" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Rockanje, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 15 oktober 2012 ter zitting behandeld. De verzoeker was bijgestaan door een gemachtigde, terwijl de raad vertegenwoordigd was door drs. H.J. Solle. Ook het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland was als belanghebbende aanwezig.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan beoogt de planologische inpassing van een eerder verleende vrijstelling voor de herinrichting van de provinciale weg N496 en de aanleg van rotondes. De verzoeker richtte zich tegen de bestemming "Verkeer" op een deel van zijn gronden, omdat dit hem hindert in de uitoefening van zijn eigendomsrecht. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het vrijstellingsbesluit al voorziet in de herinrichting en de onderhandelingen over de gronden van de verzoeker als mislukt zijn beschouwd.

De voorzitter merkte op dat bezwaren over trillingsschade en waardevermindering reeds aan de orde waren geweest in eerdere procedures en dat deze aspecten niet opnieuw konden worden behandeld. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.

Uitspraak

201207056/2/R4.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beiden wonend te Rockanje, gemeente Westvoorne (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Westvoorne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Actualisatie Landelijk Gebied Westvoorne 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.J. Solle, werkzaam bij de gemeente Westvoorne, zijn verschenen. Voorts is het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college), vertegenwoordigd door ing. H.L de Lange, ir. E.R.P. Rutten en ing. F.D. Smit, allen werkzaam bij de provincie Zuid-Holland, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in de planologische inpassing van de bij besluit van 4 maart 2010 op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) verleende vrijstelling voor de herinrichting onderscheidenlijk verbreding van de provinciale weg N496 en de aanleg van twee rotondes op de kruisingen met de Lodderlandsedijk en Molendijk te Rockanje.
3.    Het verzoek van [verzoeker] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer" voor zover dat betrekking heeft op een deel van zijn gronden aan de [locatie] te Rockanje. Nu een verkeersbestemming op gronden waarvan hij eigenaar is hem hindert in de uitoefening van zijn eigendomsrecht en hij niet voornemens is de betreffende gronden in eigendom over te dragen, verzoekt hij het plan in zoverre te schorsen.
3.1.    De voorzitter overweegt dat met het plan onder meer is beoogd om hetgeen met het vrijstellingsbesluit ter plaatse mogelijk is gemaakt, planologisch vast te leggen. Niet in geschil is dat het plan op dit punt in aard en omvang geen mogelijkheden biedt die afwijken van hetgeen het vrijstellingsbesluit mogelijk maakt.
3.2.     In de uitspraak van 29 februari 2012 in zaak nr.
201107528/1/A1heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] tegen de rechtbankuitspraak met betrekking tot het vrijstellingsbesluit ongegrond verklaard. In de uitspraak van 27 juli 2012 in zaak nr. 201202385/2/A1 heeft de Afdeling het verzoek om herziening van de uitspraak van 29 februari 2012 afgewezen.     Vaststaat dat het vrijstellingsbesluit reeds voorziet in de herinrichting, onderscheidenlijk verbreding van de provinciale weg N496 en de aanleg van de rotonde aan de Lodderlandsedijk op een deel van de gronden van [verzoeker] aan de [locatie]. Gelet hierop is met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Dat nog, naar [verzoeker] stelt, een verzetprocedure loopt tegen de uitspraak van 27 juli 2012, is van onvoldoende gewicht om thans, niettegenstaande het vorenoverwogene, een spoedeisend belang aan te nemen.
3.3.    Ter zitting heeft het college voorts toegelicht dat minnelijke onderhandelingen met betrekking tot de gronden van [verzoeker] als mislukt moeten worden beschouwd. Het college zal dan ook overgaan tot onteigening. Het college heeft tevens verklaard de gronden van [verzoeker] ongemoeid te laten totdat uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de voorzitter in zoverre evenmin spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
4.    Voor zover [verzoeker] vreest voor trillingsschade vanwege de uitvoeringswerkzaamheden op de naast zijn gronden gelegen percelen overweegt de voorzitter dat dit bezwaar geen betrekking heeft op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
5.    Voor zover [verzoeker] vreest voor waardevermindering vanwege de in het plan voorziene ontwikkeling, overweegt de voorzitter dat dit aspect reeds aan de orde is geweest in de procedure met betrekking tot het vrijstellingsbesluit. De voorzitter ziet voorshands geen aanleiding om daar in deze procedure anders over te oordelen.
6.    Gelet op het vorenoverwogene bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Gerkema
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
472-632.