201209383/1/A1 en 201209383/2/A1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Veghel,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 augustus 2012 in zaak nrs. 12/1286 en 12/2192 in het geding tussen:
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het college het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen de huisvesting van seizoensarbeiders op het perceel [locatie] te Veghel afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2012 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 augustus 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 oktober 2012, waar het college, vertegenwoordigd door T.J.M. Bockting, werkzaam bij de gemeente, en [verzoeker], bijgestaan door mr. A.A.M. van der Aa, zijn verschenen.
Voorts is daar de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Champas B.V., vertegenwoordigd door P.A.S. van Asseldonk, bijgestaan door mr. J.H.M. Verjans, als partij gehoord.
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Niet in geschil is dat de huisvesting van seizoensarbeiders op het perceel in strijd is met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Landelijk Gebied" en "Facetbestemmingsplan Landelijk Gebied, Aanvulling 1" (hierna: het facetbestemmingsplan), zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat ten tijde van het besluit op bezwaar concreet zicht op legalisatie bestond, omdat ten behoeve van het in geding zijnde gebruik een aanvraag om omgevingsvergunning was ingediend die in overeenstemming is met bestaand gemeentelijk beleid, onder meer neergelegd in het facetbestemmingsplan, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tegen het ontwerpbesluit tot verlening van de omgevingsvergunning geen zienswijze heeft ingediend.
3.1. Champas B.V. heeft op 1 december 2011 een aanvraag ingediend om omgevingsvergunning voor het in afwijking van de geldende bestemmingsplannen huisvesten van 60 seizoensarbeiders op het perceel. Ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar op 4 juni 2012 was echter nog geen ontwerpbesluit tot verlening van de aangevraagde vergunning ter inzage gelegd. Reeds hieruit volgt dat ten tijde van het besluit op bezwaar geen concreet zicht bestond op legalisatie. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter het beroep van [verzoeker] terecht gegrond verklaard en het besluit op bezwaar terecht vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, tweede lid, van de Awb.
4. Gelet op het verhandelde ter zitting dient het betoog van het college mede aldus te worden opgevat dat de voorzieningenrechter ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar niet in stand heeft gelaten wegens het bestaan van concreet zicht op legalisatie.
4.1. Vaststaat dat ten tijde van de aangevallen uitspraak een ontwerpbesluit tot verlening van de aangevraagde omgevingsvergunning ter inzage lag. Onder deze omstandigheden is voor de conclusie dat desondanks concreet zicht op legalisatie ontbreekt eerst aanleiding indien op voorhand duidelijk is dat een omgevingsvergunning om af te wijken van de bestemmingsplannen niet voor verlening in aanmerking zou kunnen komen. Dat is hier niet aan de orde. Gelet hierop bestond ten tijde van de aangevallen uitspraak concreet zicht op legalisatie van het strijdige gebruik, zodat aanleiding bestond met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij niet is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de voorzitter alsnog bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 augustus 2012 in zaak nrs. 12/1286 en 12/2192, voor zover daarbij niet is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 4 juni 2012, kenmerk 19.758, in stand blijven;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2012