ECLI:NL:RVS:2012:BY2120
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- A.B.M. Hent
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het inreisverbod en de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de Raad van State op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage. De vreemdeling was door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op 13 augustus 2012 opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en er was een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen het inreisverbod en de inbewaringstelling ongegrond verklaard. De vreemdeling stelde in hoger beroep dat het inreisverbod onterecht was opgelegd, omdat het zou zijn gebaseerd op de grond dat zij een gevaar voor de openbare orde vormde, aangezien zij verdachte was van een misdrijf.
De Raad van State oordeelde dat de grond in het besluit van 13 augustus 2012, dat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde vormt, geen deel uitmaakt van de toelichting op het inreisverbod, maar van de gronden die aan het terugkeerbesluit ten grondslag liggen. De Raad concludeerde dat de minister geen inreisverbod had uitgevaardigd op basis van artikel 66a, lid 7 van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er daarom geen rechtsgevolgen aan het besluit waren verbonden die de bevoegdheid van de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in twijfel zouden trekken.
De overige grieven van de vreemdeling werden eveneens verworpen, omdat deze geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.