ECLI:NL:RVS:2012:BY1728

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102174/7/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bestemmingsplan Landelijk Gebied 2009 en de bestemming van een transportbedrijf

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 31 oktober 2012, wordt het besluit van de raad van de gemeente Vianen van 14 december 2010, waarbij het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2009" is vastgesteld, beoordeeld. De appellant, een transportbedrijf gevestigd te Hagestein, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat haar bedrijf niet als zodanig is bestemd in het plan. De appellant stelt dat andere transportbedrijven in het plangebied wel als zodanig zijn bestemd en dat zij behoefte heeft aan uitbreidingsmogelijkheden. Tevens betoogt de appellant dat haar perceel ten onrechte gedeeltelijk binnen een ander bestemmingsplan valt, wat leidt tot een rechtsonzekere situatie. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 23 mei 2012 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. A. Barada en de raad door J. Ariaans.

De Afdeling overweegt dat de raad bij het vaststellen van bestemmingsplannen een grote beleidsvrijheid toekomt, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan handelen. De Afdeling concludeert dat het besluit van de raad in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de raad niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het transportbedrijf van de appellant niet als zodanig kan worden bestemd. De Afdeling draagt de raad op om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak het besluit alsnog toereikend te motiveren of te wijzigen door een andere planregeling vast te stellen voor het perceel van de appellant. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201102174/7/T1/R2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
[vennootschap] en vennoten (hierna: [appellant]), gevestigd te Hagestein, gemeente Vianen,
en
de raad van de gemeente Vianen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A. Barada en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door J. Ariaans, zijn verschenen.
De Afdeling heeft de behandeling van onderhavig beroep afgesplitst van zaak nr.
201102174/1/R2. De behandeling van de door [andere appellanten] ingestelde beroepen tegen het besluit van 14 december 2010 zal onder laatstgenoemd nummer worden voortgezet.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.     [appellant] betoogt dat haar transportbedrijf ten onrechte niet als zodanig is bestemd in het plan. Zij wijst hierbij op andere transportbedrijven in het plangebied, die wel als zodanig zijn bestemd. Verder voert [appellant] aan dat zij behoefte heeft aan uitbreidingsmogelijkheden.
Verder kan [appellant] zich niet verenigen met de wijze waarop haar perceel aan de [locatie] te Hagestein is opgenomen in het plan. Zij voert hiertoe aan dat haar perceel ten onrechte gedeeltelijk binnen een ander bestemmingsplan dan het voorliggende valt en stelt dat dit voor haar een rechtsonzekere situatie tot gevolg heeft.
Daarnaast betoogt [appellant] dat ten onrechte alleen een op haar perceel aanwezige paardenbak is toegestaan in het plan. Een aantal andere daar aanwezige bouwwerken, waaronder een boogkas en een loods, moeten volgens haar ook als zodanig bestemd worden.
2.1.    Het gedeelte van het perceel van [appellant] dat binnen het voorliggende plan is gelegen heeft de bestemming "Agrarisch". Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven. De raad stelt zich op het standpunt dat de activiteiten van [appellant] in het verleden nooit planologisch zijn toegestaan en derhalve niet als zodanig behoeven te worden bestemd.
2.2.    Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de raad onweersproken heeft gesteld dat het contourenbeleid van de provincie Utrecht vereist dat het perceel van [appellant] wordt gesplitst.
2.3.    In het beroepschrift en ter zitting heeft [appellant] erop gewezen dat in de Transportnota 1997 van de gemeente Vianen is opgenomen dat haar perceel onder het overgangsrecht valt. De raad heeft gesteld dat in verschillende voorheen voor dit perceel geldende bestemmingsplannen geen bestemming als transportbedrijf was opgenomen. De raad heeft echter niet inzichtelijk gemaakt waarom het bedrijf van [appellant] ondanks de langdurige aanwezigheid op het onderhavige perceel en de vermelding in de Transportnota 1997 vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet als zodanig kan worden bestemd in het plan. Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering en is het in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
3.    De conclusie is dat het besluit van 14 december 2010 is genomen in strijd met 3:46 van de Awb.
4.    De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen voormeld gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 2.3 het besluit alsnog toereikend te motiveren dan wel het besluit, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb, te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Het nieuwe besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
5.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Vianen op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van hetgeen in overweging 2.3 is overwogen het besluit van 14 december 2010 alsnog toereikend te motiveren dan wel het besluit te wijzigen door het vaststellen van een andere planregeling, voor zover dit besluit betrekking heeft op het perceel van transportbedrijf [appellant] en vennoten aan de [locatie] te Hagestein. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen    w.g. Broekman
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
12-726.