ECLI:NL:RVS:2012:BY1699

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207226/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Amstellaan e.o. en de gevolgen voor de ontsluiting van de Rivierenwijk-West

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Amstellaan e.o." dat op 6 juni 2012 door de raad van de gemeente Deventer is vastgesteld. [appellant], wonend te Deventer, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft een verweerschrift ingediend en beide partijen hebben nadere stukken ingediend. De zaak is ter zitting behandeld op 17 oktober 2012. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens beoordeeld.

Het bestemmingsplan is bedoeld voor de reconstructie van de Amstellaan, die een belangrijke verkeersader in Deventer is. De plantoelichting stelt dat de capaciteit van de Amstellaan ontoereikend is en dat de ontwikkeling van de nieuwe wijk Steenbrugge deze druk verder zal verhogen. Het plan voorziet in een overgang en een onderdoorgang voor fietsers en voetgangers, wat zal leiden tot een wijziging in de ontsluiting van de Rivierenwijk-West.

[appellant] betoogt dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de ontsluiting van zijn wijk zal veranderen. De Afdeling oordeelt dat [appellant] inderdaad belanghebbende is, omdat hij gevolgen zal ondervinden van de wijziging in de ontsluiting. De raad stelt echter dat de gevolgen van het bestemmingsplan niet negatief zullen zijn en dat de verkeersintensiteiten op de Veenweg-Zuid niet zullen toenemen.

De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan een goede ruimtelijke ordening beoogt. Het beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 31 oktober 2012.

Uitspraak

201207226/1/R1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Deventer,
en
de raad van de gemeente Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Amstellaan e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2012, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door S. Klaver, N.H.F. Mulder, beiden werkzaam bij de gemeente, en E. Graumans, werkzaam bij Met Graumans, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de reconstructie van de Amstellaan, een van de belangrijkste verkeersaders in Deventer. Volgens de plantoelichting is de capaciteit van deze laan ontoereikend en komt deze vanwege de ontwikkeling van de nieuwe wijk Steenbrugge verder onder druk te staan. Voorts vormt de Amstellaan een fysieke barrière tussen het westelijke en oostelijke deel van de Rivierenwijk en bestaat volgens de plantoelichting de wens om de verbinding tussen deze wijkdelen te verbeteren. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in een overgang over de Amstellaan ter verbinding van de Oude Bathmenseweg in de Rivierenwijk-West naar de Deltalaan in de Rivierenwijk-Oost (hierna: de overgang) en een verhoging van de Amstellaan ten behoeve van de realisering van een onderdoorgang voor fietsers en voetgangers (hierna: de onderdoorgang). Als gevolg hiervan wordt de Rivierenwijk-West niet langer ontsloten op de Amstellaan en zal de ontsluiting onder meer plaatsvinden via de Veenweg-Zuid.
2.    De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant] geen belanghebbende is in de onderhavige bestemmingsplanprocedure omdat het vervallen van de ontsluiting van de Rivierenwijk-West op de Amstellaan, geen direct gevolg is van het onderhavige plan, maar van het nog te nemen verkeersbesluit.
2.1.    De Afdeling overweegt dat het onderhavige bestemmingsplan de realisering van de overgang en onderdoorgang mogelijk maakt en dat dat tot gevolg zal hebben dat de Rivierenwijk-West niet langer wordt ontsloten via de Amstellaan maar via de Veenweg. Nu [appellant] aan de Veenweg woont, zal hij gevolgen ondervinden van het plan. Reeds hierom kan [appellant] worden aangemerkt als belanghebbende. Dat het voorheen geldende bestemmingsplan niet in de weg stond aan het realiseren van de overgang en onderdoorgang doet hier niet aan af. Evenmin doet hieraan af dat de ontsluitingsmogelijkheden van de Rivierenwijk-West op de Amstellaan pas kunnen vervallen na daartoe strekkende verkeersbesluiten, nu met het onderhavige bestemmingsplan het realiseren van de overgang en onderdoorgang en daarmee het vervallen van die ontsluitingsmogelijkheden planologisch mogelijk worden gemaakt.
3.    [appellant] richt zich tegen het bestemmingsplan voor zover dat tot gevolg heeft dat de Rivierenwijk-West wordt ontsloten op de Veenweg-Zuid. Dit leidt volgens [appellant] tot filevorming en daardoor verkeersonveilige situaties, geluidhinder, trillinghinder en een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse van de Veenweg-Zuid. Volgens hem dient een nieuwe ontsluiting van de Rivierenwijk-West op de Snipperlingsdijk - de zogenoemde westelijke inprikker - te worden gerealiseerd. Voorts voert [appellant] aan dat het verkeersonderzoek is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. In dit verband wijst hij er op dat de inbreidingslocatie T&D-terrein en de nieuwe woonwijk Steenbrugge ten onrechte niet zijn meegenomen bij de berekening van de verkeersintensiteiten op de Veenweg-Zuid en dat onduidelijk is of en in hoeverre de uitbreiding van hogeschool Saxion hierbij is meegenomen. Ten slotte voert [appellant] aan dat het gebruik van de Veenweg-Zuid als ontsluitingsweg in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengracht-Oost".
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het opwaarderen van de Amstellaan tezamen met het afsluiten van de Veentunnel in zuidelijke richting zal leiden tot een verkeersafname op de Veenweg-Zuid, zodat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor [appellant].
3.2.    De Veenweg-Zuid is in het bestemmingsplan "Buitengracht-Oost" bestemd als "Verkeer" ter plaatse waarvan onder meer wegen zijn toegestaan. Uit dit bestemmingsplan volgt niet dat het gebruik van de Veenweg-Zuid als ontsluitingsweg voor de Rivierenwijk-West niet is toegestaan. Gelet hierop faalt het betoog dat het onderhavige bestemmingsplan tot gevolg heeft dat de Veenweg-Zuid wordt gebruikt in strijd met het bestemmingsplan "Buitengracht-Oost".
3.3.    Voorop staat dat op 8 juli 2008 een verkeersbesluit is genomen ten behoeve van het afsluiten van de Veentunnel in zuidelijke richting, maar dat deze verkeersmaatregel nog niet is uitgevoerd. Uit het rapport "Second opinion verkeersmodel Amstellaan - Veenweg" van Met Graumans van 2 april 2012 (hierna: de second opinion) volgt dat in het basisjaar 2008 de verkeersintensiteiten op de Veenweg-Zuid in zuidelijke richting ongeveer 5.500 en in noordelijke richting ongeveer 5.850 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) bedroegen. In 2020 zullen na de instelling van eenrichtingsverkeer in de Veentunnel en het vervallen van de ontsluitingen van de Rivierenwijk-West op de Amstellaan deze intensiteiten ongeveer 0 respectievelijk 7.250 mvt/etmaal bedragen. Verder volgt uit de second opinion dat bij de berekening van deze aantallen wel rekening is gehouden met de herinrichting van het T&D-terrein, maar niet met de realisering van de nieuwe wijk Steenbrugge en de uitbreiding van hogeschool Saxion. In aanvulling op deze berekeningen is in de second opinion voorts berekend dat de ontwikkeling van de locatie Steenbrugge met ongeveer 1.250 woningen alsmede de uitbreiding van de hogeschool Saxion met bijbehorende parkeerplaatsen tezamen met twee andere ontwikkelingen die een toename van de verkeersintensiteiten op de Veenweg tot gevolg hebben, leiden tot een stijging van de verkeersintensiteit op de Veenweg tot 9.175 mvt/etmaal.
Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat ten behoeve van de realisering van de nieuwe woonwijk Steenbrugge op 7 juli 2010 het bestemmingsplan "Steenbrugge" is vastgesteld, welk besluit bij uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2012 (zaak nr.
201009253/1/R1) in rechte onaantastbaar is geworden. Voorts zijn op 26 mei 2011 ten behoeve van de uitbreiding van hogeschool Saxion met bijbehorende parkeerplaatsen een omgevingsvergunning en een ontheffing van artikel 2.5.30, vijfde lid, van de Bouwverordening Deventer verleend. Deze besluiten dateren van voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan zodat deze moeten worden meegenomen bij de berekening van de verkeersintensiteiten. Nu ter zitting aannemelijk is geworden dat ook bij een verkeersintensiteit van 9.175 mvt/etmaal de capaciteit van de Veenweg-Zuid voldoende is, wordt in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ter plaatse van de Veenweg-Zuid geen filevorming en evenmin verkeersonveilige situaties zullen ontstaan. In dit kader is van belang dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat de capaciteit van een weg met name wordt bepaald door de kruispunten, in dit geval door het kruispunt Veenweg-Snipperlingsdijk. De capaciteit van dit kruispunt zal worden verhoogd en dit zal volgens de raad tezamen met een afname van de verkeersintensiteiten op de Veenweg leiden tot een betere situatie ter plaatse. Bij voornoemd oordeel betrekt de Afdeling verder dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat in geval van hevige regenval of ongelukken het verkeer, waaronder hulpdiensten, zodanig moet omrijden dat de raad niet zonder nadere maatregelen de ontsluiting van de Rivierenwijk-West op de Veenweg-Zuid mogelijk had kunnen maken.
3.4.    De Afdeling overweegt voorts dat in het niet nader onderbouwde standpunt van [appellant] geen grond wordt gevonden voor het oordeel dat het bestemmingsplan zal leiden tot een toename van de geluidhinder en trillinghinder en een verslechtering van de luchtkwaliteit reeds omdat de totale verkeersintensiteiten op de Veenweg-Zuid zullen afnemen. Dat de verkeersintensiteiten op de rijstrook in noordelijke richting toenemen is, in het bijzonder gelet op het feit dat uit het vorenstaande volgt dat aannemelijk is dat de filevorming op deze rijstrook niet zal toenemen, in dit kader niet relevant.
3.5.    Gelet op het vorenstaande oordeel, bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het mogelijk maken van een nieuwe ontsluiting van de Rivierenwijk-West op de Snipperlingsdijk - de eerder genoemde westelijke inprikker. Hierbij betrekt de Afdeling dat aanvankelijk plannen bestonden om aan de Rivierenwijk ongeveer 500 woningen toe te voegen, met als gevolg dat een nieuwe ontsluiting noodzakelijk was, maar dat deze plannen zijn gewijzigd in die zin dat het aantal te slopen en nieuw te bouwen woningen in de Rivierenwijk ongeveer gelijk zal zijn, als gevolg waarvan geen nieuwe ontsluiting meer noodzakelijk is. Indien een nieuw bestemmingsplan voor de Rivierenwijk echter meer woningen mogelijk maakt dan het aantal woningen dat wordt gesloopt, kunnen belanghebbenden zich in die bestemmingsplanprocedure richten tegen de ontsluiting van de voorziene woningen.
4.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep is ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen    w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
559.