ECLI:NL:RVS:2012:BY1049

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202910/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlening van een monumentenvergunning voor een woning in Weert

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 februari 2012, waarin het beroep tegen de verlening van een monumentenvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Weert ongegrond werd verklaard. De vergunning, verleend op 17 mei 2011, betrof het aanbrengen van een warmte-isolatielaag tegen de buitengevel van een woning op het perceel [locatie] te Weert. De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning terecht had verleend, maar [appellante] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 oktober 2012 ter zitting behandeld. [appellante] voerde aan dat het besluit van het college onvoldoende gemotiveerd was en dat het advies van de Monumenten-welstandscommissie niet aan de vereisten voldeed. De commissie had de aanvraag getoetst aan de Monumentenverordening 2008 van de gemeente Weert, maar volgens [appellante] had ook de Welstandsnota Weert 2004 in acht genomen moeten worden.

De Afdeling oordeelde dat het college het advies van de commissie aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. De commissie had de aanvraag correct beoordeeld en het advies was voldoende gemotiveerd, ook al had [appellante] een andere visie op het bouwplan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.

Uitspraak

201202910/1/A1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Weert,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 februari 2012 in zaak nr. 11/919 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft het college opnieuw aan [vergunninghouder] een monumentenvergunning verleend voor het aanbrengen van een warmte-isolatielaag tegen de buitengevel aan de voorzijde en een deel van de linkerzijgevel van de woning op het perceel [locatie] te Weert.
Bij uitspraak van 6 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gelijktijdig met het hoger beroep in zaak nr.
201202909/1/A1behandeld op 11 oktober 2012, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. R.H.A. ter Huurne, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.L.M.G. Creemers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 14, tweede lid, onder a, van de Monumentenverordening 2008 van de gemeente Weert is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften een bouwwerk of een onroerende zaak, geen bouwwerk zijnde (hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfafscheidingen) gelegen in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van het college van 17 mei 2011 onvoldoende is gemotiveerd. Hiertoe voert zij aan dat het advies van de Monumenten-welstandscommissie (hierna: de commissie) van 14 januari 2010 onvoldoende is gemotiveerd en dat het college dit advies derhalve niet aan zijn besluit van 17 mei 2011 ten grondslag had mogen leggen. Voorts betoogt zij dat de aanvraag om een monumentenvergunning had moeten worden getoetst aan de criteria van de Welstandsnota Weert 2004.
2.1. De commissie heeft de aanvraag terecht getoetst aan de nota Aanwijzing Gemeentelijke Stads- en dorpgezichten. Voor deze toetsing heeft zij gebruik gemaakt van het Inventarisatieformulier Stads- en dorpsgezichten Weert Gebied I - Binnenstad met uitlopers, behorend bij de hiervoor genoemde nota, nu het perceel in dat gebied ligt. Volgens punt 4 van dit inventarisatieformulier zijn de gaafheid en uniciteit van de gevelwanden van de Biest een belangrijk gegeven. De commissie heeft geen bezwaar tegen het verlenen van de gevraagde monumentenvergunning. Zij heeft hiertoe in haar advies van 14 januari 2010 overwogen dat het aanbrengen van een isolatielaag met stucafwerking op de voor- en linkerzijgevel van de woning op het perceel, volgens de tekening voorzien van goede detaillering en overgangen, niet storend is voor het karakteristieke historische straatbeeld. Het college heeft dit advies aan zijn besluit van 17 mei 2011 ten grondslag mogen leggen. Weliswaar heeft [appellante] een andere visie op het bouwplan en is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het advies summier gemotiveerd, maar dat brengt op zichzelf niet mee dat het advies niet aan het besluit van 17 mei 2011 ten grondslag mocht worden gelegd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [appellante] bij de rechtbank heeft verklaard dat zij het niet zinvol acht om ter onderbouwing van haar standpunt dat het advies niet aan het besluit van 17 mei 2011 ten grondslag had mogen worden gelegd een deskundige te raadplegen. Nu uit de Monumentenverordening 2008 niet blijkt dat de aanvraag diende te worden getoetst aan de Welstandsnota Weert 2004, geeft het in hoger beroep aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het advies van 14 januari 2010 aan zijn besluit van 17 mei 2011 ten grondslag kon leggen.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012
531-736.