Uitspraak
201202909/1/A1behandeld op 11 oktober 2012, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. R.H.A. ter Huurne, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.L.M.G. Creemers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Raad van State
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 februari 2012, waarin het beroep tegen de verlening van een monumentenvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Weert ongegrond werd verklaard. De vergunning, verleend op 17 mei 2011, betrof het aanbrengen van een warmte-isolatielaag tegen de buitengevel van een woning op het perceel [locatie] te Weert. De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning terecht had verleend, maar [appellante] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 oktober 2012 ter zitting behandeld. [appellante] voerde aan dat het besluit van het college onvoldoende gemotiveerd was en dat het advies van de Monumenten-welstandscommissie niet aan de vereisten voldeed. De commissie had de aanvraag getoetst aan de Monumentenverordening 2008 van de gemeente Weert, maar volgens [appellante] had ook de Welstandsnota Weert 2004 in acht genomen moeten worden.
De Afdeling oordeelde dat het college het advies van de commissie aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. De commissie had de aanvraag correct beoordeeld en het advies was voldoende gemotiveerd, ook al had [appellante] een andere visie op het bouwplan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.