201202909/1/A1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Weert,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 februari 2012 in zaak nr. 11/855 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Bij brief van 25 februari 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] medegedeeld dat van rechtswege bouwvergunning is verleend voor het aanbrengen van een isolatielaag met stucwerk tegen de voorgevel en een gedeelte van de linker zijgevel van de woning op het perceel [locatie] te Weert (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gelijktijdig met het hoger beroep in zaak nr.
201202910/1/A1behandeld op 11 oktober 2012, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. R.H.A. ter Huurne, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.L.M.G. Creemers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder e, mag slechts en moet een bouwvergunning worden geweigerd indien voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en niet is verleend.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de bij besluit van 17 mei 2011 verleende monumentenvergunning voor het aanbrengen van een warmte-isolatielaag tegen de buitengevel aan de voorzijde en een deel van de linkergevel van de woning op het perceel nog niet onherroepelijk is. Indien dit besluit wordt vernietigd, kan ook de verleende bouwvergunning niet in stand blijven, aldus [appellante].
2.1. Bij uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2012 in zaak nr.
201202910/1/A1is het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 februari 2012 in zaak nr. 11/919 ongegrond verklaard. Daarmee is het onder 2 genoemde besluit van 17 mei 2011 in rechte onaantastbaar geworden. Derhalve treft deze beroepsgrond geen doel.
3. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Hiertoe voert zij aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan voldoet aan de vijf specifieke criteria uit de Welstandsnota Weert 2004 die voor het gebied, waarin het perceel is gelegen, gelden.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr.
200804977/1), mag het college aan een welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders, indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een bericht overlegt van een andere deskundige, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota in acht te nemen criteria.
3.2. Aan het besluit van 17 mei 2011 heeft het college het advies van de Welstandscommissie van 5 mei 2011 ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit advies naar inhoud en wijze van totstandkoming geen zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet - of niet zonder meer - aan het besluit van 17 mei 2011 ten grondslag heeft mogen leggen. Uit het advies van 5 mei 2011 volgt dat het perceel ligt in gebied 1 (Weert centrum, de Singels met aangrenzende straten) en het beschermde stadsgezicht, waar welstandsniveau 3 'bijzonder' van kracht is. De welstandscommissie is van mening dat het bouwplan, althans de woning na realisering van het bouwplan, aan de vijf specifieke criteria voor dit gebied voldoet. Volgens het advies is de gevelaanpassing een verbetering ten opzichte van de bestaande situatie met een gedateerde gele baksteen en draagt dit in typologie bij aan de kwaliteit van de omgeving. Daarbij wijzigt de gevelaanpassing de bestaande vorm en schaal van de gevel niet, waardoor de kwaliteit van de omgeving blijft gehandhaafd. Ook harmonieert de gele baksteen die wordt afgewerkt met een witte stuclaag, beter met de architectuur en onderstreept dit het contrast met de naastliggende monumenten. Ten slotte blijft volgens het advies door de gevelaanpassing de kwaliteit van de stedenbouwkundige ruimte gehandhaafd en maakt de gevelaanpassing de stedenbouwkundige structuur herkenbaar, waarbij de authenticiteit van het bouwwerk en de samenhang in het gevelbeeld wordt gehandhaafd. Hiermee wordt voldaan aan de aan bebouwing te stellen eisen, zoals die in de gebiedsbeschrijving in de welstandsnota zijn te vinden, aldus de welstandscommissie. Het in hoger beroep aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan op juiste wijze aan de welstandscriteria is getoetst. De omstandigheid dat [appellante] een andere visie op het bouwplan heeft brengt niet mee dat het advies van de welstandscommissie niet aan het besluit van 17 mei 2011 ten grondslag mocht worden gelegd. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is de subjectieve beleving van [appellante] voor dat oordeel onvoldoende en niet doorslaggevend.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012