201201671/1/R3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Breda,
appellanten,
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
Bij besluit van 10 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Heilaarpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2012, waar [appellanten], vertegenwoordigd door C.P.A. van Hulten en mr. L.A.M.R. Bormans, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.A.F. Koning, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het plan voorziet onder meer in twee woonclusters, waar in totaal 100 wooneenheden kunnen worden gebouwd in een parkachtige omgeving.
2. [appellant A], die aan het [locatie] woont, en [appellant B], die eigenaar is van een naastgelegen perceel, betogen dat de raad ten onrechte de plandelen met de bestemming "Woongebied" ten westen (hierna: plandeel A) en ten oosten (hierna: plandeel B) van hun percelen heeft vastgesteld, omdat is voorzien in te ruime bouwmogelijkheden. Hiertoe voeren zij aan dat de vrijstellingsprocedure ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) niet was afgerond en deze ontwikkelingen derhalve niet zonder meer konden worden verwerkt in het plan. Voorts tast de uitbreiding van de bebouwing het groene karakter van het landgoed onaanvaardbaar aan en is niet onderbouwd dat aan deze woonbebouwing behoefte bestaat, nu de marktomstandigheden zijn veranderd. Verder is het plan in strijd met de structuurvisie Breda 2020 vastgesteld, omdat er geen sprake is van consoliderend beleid. Voorts betogen zij dat de waterparagraaf gebreken vertoont, waardoor de wateroverlast zal toenemen. Ook voeren zij aan dat de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van de Torendreef zullen worden aangetast en vrezen zij een aantasting van de verkeersveiligheid. Tot slot vrezen zij voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat en stellen zij dat er verkeershinder en parkeerproblemen zullen ontstaan.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat bebouwing in deze omvang grotendeels al mogelijk was op grond van het vorige plan "Adriaan Klaassenstraat e.o." uit 2000. Daarnaast is de behoefte aan deze woningen voldoende onderbouwd door middel van een recent marktonderzoek. Verder is het plan niet in strijd met de structuurvisie Breda 2020 en blijkt uit een onderzoek naar de verkeersveiligheid van de ontsluiting aan de zuidzijde van het landgoed Heilaar dat de verkeersontsluiting en de kruising met het fietspad veilig zijn. Naar aanleiding van het advies van het waterschap Brabantse Delta is het plan aangepast en er is geen ernstige wateroverlast in het plangebied te verwachten. Ten slotte stelt de raad dat het plan niet tot aantasting van de waarden aan de Torendreef zal leiden en ook geen ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat met zich zal brengen.
4. Ingevolge artikel 9, lid 9.2.1, onder b en f, en lid 9.2.2, onder c, van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, mogen op de gronden van plandeel A maximaal 80 wooneenheden en een parkeergarage worden gebouwd en geldt een bebouwingspercentage van 70 en een maximale bouwhoogte van 10 meter bij de wooneenheden en 11 meter bij de parkeergarage.
Ingevolge artikel 9, lid 9.2.1, onder b, en lid 9.2.2, onder c, gelezen in samenhang met de verbeelding, mogen op de gronden van plandeel B maximaal 20 wooneenheden worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 meter.
4.1. Over de in dit plan verwerkte vrijstelling van 27 juli 2010 voor het bouwen van ongeveer 100 woningen, overweegt de Afdeling, onder verwijzing naar haar uitspraak van 23 december 2009, in zaak nr.
200903624/1/H2, dat uit artikel 9.1.10, eerste lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening en artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, volgt dat voor zover een vrijstelling was vereist om een bouwvergunning voor een project te kunnen verlenen, de vrijstelling niet zelfstandig voor beroep vatbaar was. Nu vast staat dat op basis van deze vrijstelling geen bouwvergunningen zijn verleend, bestond er geen eerdere mogelijkheid tegen de voorziene ontwikkelingen in beroep te komen. Anders dan in de situatie waarbij een bestemmingsplan de exacte vertaling betreft van hetgeen reeds is geregeld in een in rechte onaantastbare vrijstelling en bouwvergunning, kan daarom hetgeen in deze vrijstelling was opgenomen en is overgenomen in dit plan ten volle aan de orde komen in deze procedure.
Voor zover de raad er op wijst dat dit plan ten opzichte van het vorige plan "Adriaan Klaassenstraat e.o." slechts voorziet in betrekkelijk geringe wijzigingen in de bouwmogelijkheden, overweegt de Afdeling dat dit niet met zich brengt dat uitsluitend deze wijzigingen aan de orde zijn, nu tegen het gehele plan rechtsmiddelen konden worden aangewend.
Overigens merkt de Afdeling op dat bedoelde bouwmogelijkheden ook nog niet zijn benut.
4.2. Het betoog dat het plan in strijd met het gemeentelijke beleid is vastgesteld faalt. Volgens de structuurvisie Breda 2020 is het Heilaarpark een consolidatiegebied. Hierbij staan de instandhouding en het beheer van de grote ruimtelijke en functionele diversiteit en de huidige kwaliteit van woonmilieus voorop en wordt kritisch gekeken naar de ontwikkelingen die een inbreuk plegen op deze kwaliteit. Bij gewenste functieveranderingen in consolidatiegebieden zijn ontwikkellocaties niet uitgesloten, maar aan groene verbindingen wordt veel belang gehecht. Uit paragraaf 2.4 van de plantoelichting volgt dat het park op het landgoed een belangrijke rol speelde in de planvorming, maar dat tevens de bestaande bouwmogelijkheden werden gerespecteerd. Parallel aan de woningbouwontwikkeling zal geïnvesteerd worden in het landschap door aanleg van een openbaar park. De raad heeft dan ook terecht gesteld dat het plan niet in strijd is met de structuurvisie.
4.3. Het betoog dat niet aannemelijk is dat er behoefte zal zijn aan de voorziene woningen faalt eveneens. De raad heeft zich voor de behoefte aan de woningen gebaseerd op de marktrapportage "Landgoed Heijlaer" van 15 september 2009 en de aanvulling daarop van 10 maart 2011. Hieruit volgt dat het plan goed aansluit bij de vraag in de markt in dit deel van Breda. De behoefte ziet daarnaast op de hele planperiode, waarbinnen de huidige marktomstandigheden geen gegeven zijn. Voorts maakt het plan diverse woningtypen mogelijk, waardoor een keuze kan worden gemaakt voor een woningtype dat goed aansluit bij de vraag. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de behoefte aan de voorziene woningen voldoende is aangetoond.
4.4. Het betoog over de toename van wateroverlast slaagt evenmin. Ingevolge artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) dient in de plantoelichting een beschrijving te worden neergelegd van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, de zogenoemde waterparagraaf.
In paragraaf 5.3 van de plantoelichting is daarin voorzien. Na overleg met het waterschap Brabantse Delta is het plan gewijzigd en vervolgens heeft het waterschap positief geadviseerd. Uit de waterparagraaf volgt dat is voorzien in voldoende retentiecapaciteit om de hoeveelheid extra verhard oppervlak te compenseren. Niet aannemelijk is gemaakt dat de waterparagraaf zodanige gebreken vertoont dat de raad zich hier niet op heeft mogen baseren en dat het plan in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Bro is vastgesteld.
4.5. De Afdeling overweegt voorts dat de raad bij de keuze van de ontsluiting van het plangebied een afweging moet maken van alle betrokken belangen bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Uit de "Notitie verkeersveiligheidstoets ontsluiting landgoed Heijlaar" van 21 december 2010 (hierna: verkeersnotitie) volgt dat de ontsluiting van het Heilaarpark en de kruising met het fietspad op het Heilaarpark niet als onveilig aangemerkt kunnen worden. Voorts is gebleken dat ontsluiting van het nieuwe woongebied op de Heilaarstraat een doorsnijding van de groene zone zou betekenen, waardoor deze zone zou versnipperen. Daarnaast zou een ontsluiting van het woongebied op het Baanzicht betekenen dat een onwenselijke opening in een geluidswal zou moeten worden gemaakt. Tot slot zou een ontsluiting van het woongebied op de Westerparklaan gezien de reeds bestaande ontsluitingen hierop voor een te grote toename van verkeersstromen op deze weg leiden. Gelet op het voorgaande heeft de raad de voorgestelde alternatieven voldoende in zijn afweging betrokken en heeft hij deze in redelijkheid kunnen afwijzen.
4.6. Uit de verkeersnotitie volgt dat de voorziene woningen zullen worden ontsloten op de bestaande ontsluitingsweg en dat dit een toename van ongeveer 600 motorvoertuigbewegingen per etmaal met zich zal brengen. De conclusie van de verkeersnotitie is dat deze weg het extra verkeer kan verwerken en dat kan worden voorzien in een verkeersveilige situatie. Niet aannemelijk is gemaakt dat deze notitie zodanige onjuistheden bevat dat de raad zich hier niet op heeft mogen baseren.
Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende parkeerplaatsen zijn voorzien en dat geen ernstige parkeeroverlast is te verwachten. Daarbij is van belang dat de bestemming "Woongebied" voorziet in parkeren en ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" kan worden voorzien in een parkeergarage.
Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de voorziene bebouwing een ernstige aantasting van het bestaande groene karakter van het gebied met zich zal brengen. Daarbij is van belang dat de woningen zijn voorzien op gronden die thans braak liggen en dat het parkachtige deel van het plangebied in hoofdzaak conserverend is bestemd. Voorts is van belang dat de laanbeplanting aan de Torendreef kan worden gehandhaafd en de bebouwing niet zal leiden tot een aantasting hiervan.
Over de gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat wordt overwogen dat de afstand van de woning van [appellant A] tot het bouwvlak van plandeel A ongeveer 130 meter is. De afstand tot het bouwvlak van plandeel B is ongeveer 30 meter. Voorts wordt het perceel gescheiden van plandeel B door de Torendreef en een groenstrook. Het perceel van [appellant B] ligt naast voormelde woning en op ongeveer even grote afstand van de bestreden plandelen. Gelet hierop en de maximale bouwhoogten heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat zich niet zal voordoen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang bij de woningbouw dan aan de belangen van [appellanten].
5. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestreden plandelen strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kegge
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012