ECLI:NL:RVS:2012:BY0992

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206146/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake reconstructieplan Boven-Dommel

In deze uitspraak van de Raad van State op 17 oktober 2012, betreft het een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over het reconstructieplan "Boven-Dommel". De provinciale staten van Noord-Brabant hebben op 2 maart 2012 besloten om het reconstructieplan en de correctieve herziening in te trekken. Dit besluit werd goedgekeurd door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 24 april 2012. Tegen deze besluiten hebben verzoekers, die allen wonen in [woonplaats], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 6 september 2012 behandeld. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De intrekking van het reconstructieplan heeft gevolgen voor de zonering van intensieve veehouderij en de begrenzing van waterbergingsgebieden en natte natuurparels. De voorzitter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de intrekking van de zonering voor de intensieve veehouderij pas op een nader te bepalen tijdstip in werking treedt.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de argumenten van de verzoekers niet voldoende aanleiding gaven voor het treffen van een dergelijke voorziening. De proceskostenveroordeling werd afgewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2012.

Uitspraak

201206146/2/R3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A], [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]) en [verzoeker C], allen wonend te [woonplaats],
en
provinciale staten van Noord-Brabant, de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2012 hebben provinciale staten onder andere het reconstructieplan "Boven-Dommel" en de correctieve herziening ingetrokken.
Bij besluit van 24 april 2012 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedkeuring verleend aan de intrekking.
Tegen het besluit tot intrekking van het reconstructieplan en de correctieve herziening en het daarmee samenhangende goedkeuringsbesluit hebben onder meer [verzoeker] en [verzoeker C] beroep ingesteld.
[verzoeker] en [verzoeker C] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en [verzoeker C] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 september 2012, waar [verzoeker] en [verzoeker C], bij monde van [gemachtigde], en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. P.J.A.G. van Veldhoven, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij het bestreden besluit hebben provinciale staten onder meer besloten het bij besluit van 22 april 2005 vastgestelde reconstructieplan Boven-Dommel delen A en B en de bij besluit van 27 juni 2008 vastgestelde correctieve herziening van dit reconstructieplan in te trekken. Verder is hierin bepaald dat dit besluit in werking treedt daags nadat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt, met uitzondering van de in het reconstructieplan en in de correctieve herziening opgenomen begrenzing van de integrale zonering voor de intensieve veehouderij met inbegrip van de daarop betrekking hebbende onderbouwing en onderzoeken. De intrekking van deze begrenzing treedt op een nader door het college van gedeputeerde staten te bepalen datum in werking.
2.1. Het reconstructieplan Boven-Dommel voorziet in een zonering voor intensieve veehouderij, een begrenzing van waterbergingsgebieden en een begrenzing en zonering van "natte natuurparels". Verder zijn met betrekking tot deze gebieden beleidsuitspraken opgenomen.
In het reconstructieplan is artikel 27 van de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Rwc) van toepassing verklaard op:
- de begrenzing en werking van de landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden (ofwel: de integrale zonering voor de intensieve veehouderij);
- de begrenzing en de werking van de in te richten waterbergingsgebieden;
- de begrenzing en de werking van de natte natuurparels en de zones daaromheen.
2.2. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 16 mei 2007 in zaak nr.
200506839/1heeft overwogen staat, gelet op het doel en de strekking van de Rwc, niet tegen alle onderdelen van een reconstructieplan beroep open. De indicatieve, niet bindende elementen van het provinciale beleid voor de uitvoering van de Rwc zijn niet gericht op enig rechtsgevolg. Tegen deze onderdelen van het reconstructieplan kan dan ook geen beroep worden ingesteld. Hieruit vloeit voort dat beroep openstaat tegen de in het reconstructieplan neergelegde zonering intensieve veehouderij, de onderdelen van het plan waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 27 van de Rwc, alsmede de beleidsuitspraken over het grondgebruik binnen de reconstructiezones, voor zover die niet reeds rechtstreeks uit de Rwc volgen en, blijkens de gekozen formulering, als bindend zijn beoogd en van de bestemmingsplanwetgever geen nadere afweging meer vereisen. Voor zover het reconstructieplan begripsomschrijvingen bevat die bepalend zijn voor de reikwijdte van de hiervoor bedoelde bepalingen en die begripsomschrijvingen niet reeds in de Rwc zijn opgenomen, staat hiertegen eveneens beroep open. Dit betekent voor het reconstructieplan Boven-Dommel, zo heeft de Afdeling overwogen, dat beroep openstaat tegen de integrale zonering intensieve veehouderij en de begrenzing van de in te richten waterbergingsgebieden en van de natte natuurparels alsmede tegen de beleidsuitspraken over het grondgebruik binnen die gebieden. Daarnaast staat beroep open tegen de definities als vermeld in bijlage 1 van deel A.
In deze uitspraak heeft de Afdeling de besluiten waartegen beroep is ingesteld, vernietigd voor zover artikel 27 van de Rwc van toepassing is verklaard op de werking van de integrale zonering intensieve veehouderij, bouwblokken zijn voorzien van twee zoneringsaanduidingen en artikel 27 van de Rwc van toepassing is verklaard op de begrenzing en werking van "bestaande inundatiegebieden" en "in te richten waterbergingsgebieden" en op de begrenzing en werking van de natte natuurparels en de 500 meter zones daaromheen.
2.3. De correctieve herziening beperkt zich tot die onderdelen van het reconstructieplan Boven-Dommel die door de Afdeling in deze uitspraak zijn vernietigd. Op de begrenzing van de integrale zonering intensieve veehouderij is opnieuw artikel 27 van de Rwc van toepassing verklaard, maar aan dit artikel is geen toepassing gegeven wat betreft de begrenzing en werking van de waterbergingsgebieden, de begrenzing en werking van natte natuurparels en de 500 meter zones daaromheen en de beleidsuitspraken voor het grondgebruik binnen de reconstructiezones.
2.4. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 24 februari 2010 in zaak nr.
200807643/1/R1met betrekking tot deze correctieve herziening heeft overwogen betekent het voorgaande dat uitsluitend beroep openstaat tegen de begrenzing van de doorsneden bouwblokken en tegen de begrenzing van de integrale zonering van die bouwblokken en gebieden die door de Afdeling in haar uitspraak van 16 mei 2007 zijn vernietigd.
2.5. [verzoeker] en [verzoeker C] richten zich tegen de intrekking en goedkeuring hiervan van onderdelen van het reconstructieplan die beleidsuitspraken betreffen over de natte natuurparel, de Ecologische Hoofdstructuur en de provinciale weg N69 die niet rechtstreeks doorwerken in een bestemmingsplan en waartegen geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend in het kader van het reconstructieplan. Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen de Afdeling in haar voormelde uitspraken heeft overwogen, verwacht de voorzitter dat het beroep van [verzoeker] en [verzoeker C] in de bodemprocedure in lijn met deze uitspraken in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.6. Voor zover het verzoek van [verzoeker] en [verzoeker C] is gericht tegen de intrekking van de begrenzing van de integrale zonering voor de intensieve veehouderij, stelt de voorzitter vast dat provinciale staten in hun bestreden besluit hebben bepaald dat dit besluit in zoverre eerst op een nader te bepalen tijdstip in werking treedt. In zoverre is geen spoedeisend belang aanwezig dat het treffen van een voorlopige voorziening zou rechtvaardigen.
2.7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] en [verzoeker C] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012
177-661.