201113405/1/A3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2011 in zaak nr. 11/3937 in het geding tussen:
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Bij besluit van 1 maart 2011 heeft het CBR [appellant] geschikt geacht, voor zover thans van belang, voor het besturen van motorrijtuigen van categorie A met de volgende beperkingen: code 45 "Motorrijwiel uitsluitend met zijspan" en code 51 "Alleen het voertuig met kenteken [..-..-..]", vanwege een amputatie van het linkerbeen inclusief kniegewricht en een functiebeperking van de rechterhand.
Bij besluit van 4 juli 2011 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2012, waar [appellant] en het CBR, vertegenwoordigd door S.J.W. van de Vorstenbosch-Blom, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 103, eerste lid, registreert het CBR, indien de aanvrager naar haar oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
Ingevolge het vierde lid registreert het CBR, door middel van bij ministeriële regeling vastgestelde codering, de noodzakelijk geachte aanpassingen aan het motorrijtuig dan wel de door de bestuurder te gebruiken kunst- of hulpmiddelen in het rijbewijzenregister, indien zij van oordeel is dat zonder deze aanpassingen dan wel kunst- of hulpmiddelen de aanvrager niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage (hierna: de bijlage).
Hoofdstuk 9 van de bijlage is getiteld "Lichamelijke handicaps". Hierin is bepaald dat de geschiktheid van personen met een lichamelijke handicap in eerste instantie wordt beoordeeld door het CBR op basis van de aantekening van de keurende arts op de eigen verklaring en de eventueel reeds beschikbare overige gegevens, bijvoorbeeld een rapport van de revalidatiearts. In de tweede plaats kan het CBR een beoordeling vragen door een deskundige van het CBR op het gebied van de praktische geschiktheid. Deze deskundige adviseert het CBR veelal na uitvoering van een technisch onderzoek of een rijtest over de mogelijkheden van de aanvrager van het rijbewijs om, zo nodig met aanpassingen aan het voertuig, een motorrijtuig te besturen. Bij twijfel over de geschiktheid van de betrokkene in de nabije toekomst dient een beperkte geschiktheidstermijn voor de desbetreffende rijbewijscategorie te worden gehanteerd. Het CBR kan dan tijdig de geschiktheid opnieuw bezien.
2. Op 4 juni 2009 heeft [appellant] een Eigen Verklaring ingediend ten behoeve van registratie van een verklaring van geschiktheid voor een rijbewijs van de categorie A. Deze aanvraag heeft het CBR laten beoordelen door een deskundige op het gebied van de praktische rijgeschiktheid, R.H.A.W. van der Smitte. Uit het door deze opgestelde rapport van 28 februari 2011 volgt dat het linkerbovenbeen van [appellant] is geamputeerd en dat hij een prothese draagt. Voorts volgt daaruit dat hij een zenuwbeschadiging aan de rechterhand heeft, waardoor het spreiden van de vingers niet mogelijk is en de grijpfunctie is beperkt. Bij besluit van 1 maart 2011 heeft het CBR, gelet op dit rapport, een verklaring van geschiktheid afgegeven tot het besturen van motorrijtuigen van de categorie A met bepaalde beperkingen. Bij besluit van 4 juli 2011 heeft het CBR het besluit van 1 maart 2011 gehandhaafd.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de door hem ingediende nadere stukken buiten beschouwing heeft gelaten. In de brief van de rechtbank van 28 september 2011 staat volgens hem dat over deze stukken ter zitting een definitieve beslissing zou worden genomen. Deze beslissing is achterwege gebleven, aldus [appellant].
3.1. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Uit de brief van 28 september 2011 volgt dat de door [appellant] ingediende stukken buiten deze termijn zijn ingediend. Indien een nader stuk niet binnen de bij artikel 8:58, eerste lid, van de Awb daarvoor gestelde termijn is ingediend, is het aan de rechtbank om te beslissen of daarmee rekening wordt gehouden. Uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank volgt dat [appellant] zich ter zitting niet op deze stukken heeft beroepen. Mede gelet hierop is de rechtbank terecht aan de nadere stukken voorbijgegaan.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het CBR volgt, dat een bovenbeenamputatie een belemmering oplevert voor het besturen van een motorrijtuig zonder zijspan. Daartoe voert hij aan dat het besluit op bezwaar uitsluitend is gebaseerd op het rapport van 28 februari 2011, terwijl dit slechts de mening van Van der Smitte betreft. Volgens hem zijn andere deskundigen op het gebied van de praktische rijvaardigheid een andere mening toegedaan. Voorts is volgens [appellant] niet duidelijk of Van der Smitte onafhankelijk is, nu deze in opdracht van het CBR werkzaam is. Evenzeer heeft het CBR volgens hem de deskundigheid van Van der Smitte niet aangetoond. Ten onrechte heeft het CBR hem geen rijtest laten ondergaan om aan te tonen dat geen belemmeringen bestaan voor het besturen van een motor zonder zijspan, aldus [appellant].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 1 februari 2012 in zaak nr.
201104347/1/A3behoort het tot de expertise van de deskundigen praktische rijgeschiktheid om de rijgeschiktheid te beoordelen van onder andere personen met een lichamelijke handicap. Ingevolge hoofdstuk 9 van de bijlage heeft het CBR deskundige Van der Smitte aangewezen om een rapport op te maken over de rijgeschiktheid van [appellant]. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen aanleiding bestaat te concluderen dat dit rapport niet aan het bestreden besluit ten grondslag mocht worden gelegd. Niet is gebleken dat het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is. Voorts is niet gebleken dat Van der Smitte niet deskundig of niet onafhankelijk is. De enkele stelling van [appellant] dat andere deskundigen een andere mening zijn toegedaan en het CBR de deskundigheid van Van der Smitte niet heeft aangetoond is daartoe onvoldoende. Dit geldt evenzeer voor zijn opmerking dat Van der Smitte in opdracht van het CBR werkt.
In het besluit op bezwaar heeft het CBR gemotiveerd dat geen rijtest heeft plaatsgevonden op een motor zonder zijspan, omdat het de vaste werkwijze van de deskundigen praktische rijgeschiktheid is om personen die geen kniegewricht hebben alleen geschikt te achten voor motorrijtuigen van de categorie A, als gebruik wordt gemaakt van een motor met zijspan. Deze werkwijze is gebaseerd op kennis, onderzoek en jarenlange specialistische ervaring van deze deskundigen ten aanzien van de beoordeling van personen met een bovenbeenamputatie. Personen met een amputatie in of boven de knie worden ongeschikt geacht als bestuurder van een motor zonder zijspan, omdat deze in staat moeten zijn om de motor zowel links als rechts bij het overhellen van de motor op te vangen dan wel af te steunen, ook rijdend in onverwachte situaties. Personen die geen kniegewricht hebben, zijn hiertoe naar het oordeel van de deskundigen praktische rijgeschiktheid onvoldoende in staat. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen aanleiding bestaat om dit oordeel van deskundigen voor onjuist te houden. [appellant] heeft niet gemotiveerd waarom dit laatste het geval zou zijn.
Het CBR heeft ter zitting bij de Afdeling toegelicht dat het niet mogelijk is om onverwachte situaties tijdens een rijtest te testen. De Afdeling acht dit niet onaannemelijk. Daarnaast is de deskundige ingevolge hoofdstuk 9 van de bijlage niet gehouden een rijtest af te nemen. Deze omstandigheden in samenhang met de vaste werkwijze van de deskundigen praktische rijgeschiktheid maken het niet onredelijk dat in het geval van [appellant] is afgezien van het afnemen van een rijtest.
Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het CBR de vermelde beperkingen heeft mogen verbinden aan de verklaring van geschiktheid.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012