201202603/1/A2.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Oss (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 januari 2012 in zaak nr. 11/604 in het geding tussen:
de leerplichtambtenaar van de gemeente Oss.
Bij besluit van 14 juli 2010 heeft de leerplichtambtenaar een aanvraag van [appellant] om vrijstelling van drie van zijn kinderen van schoolbezoek gedurende de periode 4 oktober 2010 tot en met 18 oktober 2010 afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2011 heeft de leerplichtambtenaar het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De leerplichtambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder e, gelezen in verbinding met artikel 16, van de Leerplichtwet 1969 (hierna: de Leerplichtwet), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet onder "de ambtenaar" verstaan: de ambtenaar die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om op de naleving van deze wet toe te zien.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, zijn degene die het gezag over een jongere uitoefent en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt.
Ingevolge artikel 11, aanhef en onder g, zijn de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school, waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt en zijn de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien de jongere door andere gewichtige omstandigheden, dan vermeld onder a tot en met f, verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, kan een beroep op vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden, bedoeld in artikel 11, aanhef en onder g, slechts worden gedaan, indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend dat de jongere de school, onderscheidenlijk de instelling, tijdelijk niet bezoekt.
Ingevolge het derde lid kan het hoofd ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof, als bedoeld in dat lid, verlenen. Indien het verlof ten aanzien van dezelfde jongere wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de ambtenaar van de woongemeente van de jongere, het hoofd gehoord.
2. Op 20 juni 2010 heeft [appellant] de leerplichtambtenaar verzocht om vrijstelling van zijn kinderen [namen kinderen] van het geregeld schoolbezoek gedurende de periode 4 oktober 2010 tot en met 18 oktober 2010. Aan dat verzoek heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat het voor zijn onderneming noodzakelijk is om in die periode aan een zakelijke cruise, georganiseerd door het overkoepelende bedrijf "Wellness International Network", deel te nemen. Daarbij worden beide ouders geacht aanwezig te zijn, omdat zij samen de onderneming drijven. In het eigen sociale netwerk zijn geen opvangmogelijkheden voor de kinderen, aldus het verzoek.
Aan de afwijzing heeft de leerplichtambtenaar ten grondslag gelegd dat [appellant] tijdig voorzorgsmaatregelen heeft kunnen nemen om passende opvang voor zijn kinderen te organiseren, nu "Wellness International Network" jaarlijks activiteiten organiseert, [appellant] daar al langer van op de hoogte is en, nu er geen noodzaak is voor beide ouders om deel te nemen aan dit specifieke evenement, zich geen gewichtige omstandigheid, als bedoeld in artikel 11, aanhef en onder g, van de Leerplichtwet, voordoet.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het in verband met de Amerikaanse bedrijfscultuur noodzakelijk was dat beide ouders aan het evenement deelnemen en zij, gelet op hun persoonlijke situatie, niet met hulp van familie of anderen in opvang van de kinderen konden voorzien.
3.1. Aldus herhaalt [appellant], wat in bezwaar en beroep is aangevoerd. De rechtbank is erop ingegaan. [appellant] heeft niet uiteengezet, waarom de desbetreffende overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn.
4. [appellant] betoogt evenzeer tevergeefs dat de rechtbank in elk geval heeft miskend dat de leerplichtambtenaar in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Daargelaten dat [appellant] geen feiten aan dat betoog ten grondslag heeft gelegd en aannemelijk gemaakt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat een vergelijkbaar geval in een andere gemeente de leerplichtambtenaar niet tot een zelfde oordeel noopte, nu besluiten van de leerplichtambtenaar in de ene gemeente die in een andere gemeente in het algemeen niet kunnen binden en hier geen bijzondere feiten en omstandigheden zijn gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012