ECLI:NL:RVS:2012:BY0356

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202552/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor bouwkap op garage in Heemskerk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, die op 1 februari 2012 het beroep van [appellant] tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk ongegrond verklaarde. De omgevingsvergunning, verleend op 6 juli 2011, betreft de bouw van een kap op de garage op het perceel [locatie] te Heemskerk. Het college had het bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning ongegrond verklaard, waarna [appellant] in beroep ging. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college terecht had gehandeld en dat de vergunning op basis van de juiste gegevens was verleend.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat de vergunning op basis van onjuiste bouwtekeningen is verleend en dat er sprake is van een privaatrechtelijke belemmering. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 oktober 2012 behandeld. De Afdeling oordeelde dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college op basis van de wetgeving bevoegd was om vrijstelling te verlenen. De argumenten van [appellant] werden niet overtuigend geacht, en de Afdeling concludeerde dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen waren die de vergunning in de weg stonden.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van de voorzieningenrechter werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2012.

Uitspraak

201202552/1/A1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Heemskerk,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 1 februari 2012 in zaken nrs. 12/229 en 11/6773 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een kap op de garage op het perceel [locatie] te Heemskerk (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 november 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 februari 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2012, waar [appellant], in de persoon van [appellant B], bijgestaan door A. Dekker, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Leiss en G. Lukken, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door E.G.A. Ramakers, gehoord.
Overwegingen
1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Commandeurs" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Vrijstaande woning W(v)" met de nadere aanduiding "g=4,5".
Ingevolge artikel 5.2.1, onder c van de planvoorschriften, mag de goothoogte (g) van gebouwen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
Ingevolge artikel 38.1, aanhef en onder a, zijn, indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
2.    Het bouwplan, dat het bouwen van een kap op de garage op het perceel betreft, is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de maximale goothoogte van 4,5 m wordt overschreden. Het college heeft ingevolge artikel 38.1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften gelezen in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan afgeweken.
3.    [appellant] verwijst ter toelichting van het hoger beroep naar het bij de rechtbank ingediende beroepschrift. De voorzieningenrechter heeft de beroepsgronden gemotiveerd weerlegd. [appellant] heeft geen argumenten aangevoerd, waarom de betrokken overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn. In zoverre geeft het aangevoerde daarom geen aanleiding om het hoger beroep gegrond te verklaren.
4.    [appellant] betoogt voorts dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college ten onrechte een wijziging van de aanvraag van ondergeschikte aard heeft geacht en de vergunning heeft verleend op basis van onjuiste bouwtekeningen.
4.1.    Ter zitting is gebleken dat in bezwaar de aanvraag is gewijzigd in die zin, dat de maatvoering van de bestaande garagedeur en de aangrenzende muur enige centimeters afwijkt ten opzichte van de eerder ingediende bouwtekening. In de niet nader toegelichte stelling van [appellant] dat de gewijzigde tekening van de nieuwe situatie onjuist is, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de tekening van de nieuwe situatie correct is. Het college heeft zich voorts, gelet op de zeer geringe wijziging van de maatvoering van de garagedeur, terecht op het standpunt gesteld dat het gaat om een wijziging van ondergeschikte aard.
Hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college de vergunning op basis van onjuiste gegevens heeft verleend. De voorzieningenrechter is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog faalt.
5.    [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat sprake is van een privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van een omgevingsvergunning in de weg staat. Daartoe voert hij aan dat uit het rapport van bouwkundig teken- en adviesburo Adek (hierna: het rapport) blijkt dat de aanbouw de erfgrens overschrijdt.
5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 april 2010 in zaak nr.
200906091/1), is voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van vrijstelling in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. De rechtbank heeft terecht overwogen dat tussen vergunninghouder en [appellant] een verschil van mening bestaat over de vraag of de garage, waarop de dakopbouw is voorzien, over de erfgrens is gebouwd. Nu niet vast staat dat de erfgrens door het bouwplan wordt overschreden, heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat er in zoverre geen grond is voor het oordeel dat een evidente privaatrechtelijke belemmering aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat.
Het betoog faalt.
6.    Het betoog van [appellant], dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid, dat in een nieuw bestemmingsplan de bouw- en goothoogtes zullen worden verlaagd, mist, nog daargelaten dat het college moet besluiten met inachtneming van het ten tijde van de aanvraag vigerende bestemmingsplan, feitelijke grondslag. Niet is gebleken dat het bestemmingsplan wordt herzien. De voorzieningenrechter is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
7.    [appellant] betoogt tenslotte dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de dakopbouw inbreuk maakt op haar woongenot en het vrijstaande karakter van haar woning aantast, waardoor de waarde van het woonhuis vermindert.
7.1.    Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat het straatbeeld verandert en dat het bouwplan haar een ingeklemd en ingebouwd gevoel geeft en ze geen zicht meer op bomen heeft. Het in hoger beroep aangevoerde geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant] niet zodanig wordt aangetast, dat het daarin aanleiding had moeten zien om de omgevingsvergunning te weigeren.
8.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos                              w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012
357-736.