ECLI:NL:RVS:2012:BX9709

Raad van State

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012844/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor pluimveehouderij in Natura 2000-gebied Gelderse Poort

In deze zaak gaat het om de weigering van een vergunning voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te Groesbeek, verleend door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Op 20 oktober 2009 verleende het college aan [appellant] een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998). Echter, op 2 december 2010 heeft het college de vergunning herroepen na bezwaren van verschillende verenigingen, waaronder Villapark 'De Zeven Heuvelen' en de Vereniging Werkgroep Milieubeheer Groesbeek. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 2 juli 2012, waarbij [appellant] werd bijgestaan door mr. J. van Groningen, en het college vertegenwoordigd werd door mr. P.F.H.A. Tillie en ir. A. Fopma.

De vergunningaanvraag betreft het houden van 232.000 legkippen in een stal, gelegen nabij verschillende Natura 2000-gebieden. De Raad van State overweegt dat de vergunningaanvraag een project betreft dat significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. De Raad stelt vast dat de vergunning terecht is geweigerd, omdat er geen passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied is gemaakt, wat vereist is volgens artikel 19f van de Nbw 1998. Het college heeft terecht geconcludeerd dat de aangevraagde activiteit niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 19kd, omdat het gebruik in betekenende mate is gewijzigd sinds de referentiedatum.

De Raad van State verklaart het beroep van [appellant] ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om de vergunning te weigeren. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.

Uitspraak

201012844/1/A4.
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2009 heeft het college aan [appellant] krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) vergunning verleend voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 2 december 2010 heeft het college de door onder andere
de vereniging Villapark "De Zeven Heuvelen", de vereniging Vereniging Werkgroep Milieubeheer Groesbeek en de onderlinge waarborgmaatschappij "Coöperatieve Mobilisation for the Environment U.A." tegen het besluit van 20 oktober 2009 gemaakte bezwaren gegrond verklaard, de bij dit besluit verleende vergunning herroepen en de gevraagde vergunning alsnog geweigerd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2012, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.F.H.A. Tillie en ir. A. Fopma, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Villapark "De Zeven Heuvelen", Vereniging Werkgroep Milieubeheer Groesbeek en "Coöperatieve Mobilisation for the Environment U.A.", alle vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, als partij gehoord.
Overwegingen
1. De vergunningaanvraag ziet op het houden van 232.000 legkippen in een stal aan de [locatie] te Groesbeek in de omgeving van de Natura 2000-gebieden "Gelderse Poort", "Sint Jansberg" en "Bruuk" en de beschermde natuurmonumenten "Boswachterij Groesbeek" en "De Refter".
2. Het Natura 2000-gebied "Gelderse Poort" is op 24 maart 2000 aangewezen ter uitvoering van Richtlijn 79/409/EEG (hierna: Vogelrichtlijn). Dit gebied is daarnaast bij beschikking van de Europese Commissie van 7 december 2004 ingevolge Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn) geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang.
De Natura 2000-gebieden "Sint Jansberg" en "Bruuk" zijn bij beschikking van de Europese Commissie van 7 december 2004 ingevolge de Habitatrichtlijn geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang. Deze gebieden zijn niet aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn.
3. Ingevolge artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 1998, wijst de minister gebieden aan ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Ingevolge artikel 1, onderdeel n, wordt onder Natura 2000-gebied verstaan:
1°. gebied dat is aangewezen op grond van artikel 10a, eerste lid,
2°. (……)
3°. gebied dat voorkomt op de lijst van gebieden van communautair belang, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, is het verboden zonder vergunning projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Ingevolge artikel 19f, eerste lid, maakt de initiatiefnemer, voor projecten waarover gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.
Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan, indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts worden verleend indien gedeputeerde staten zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.
Ingevolge artikel 19kd, eerste lid, betrekt het bevoegd gezag bij besluiten over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, niet de gevolgen die een handeling kan hebben door het veroorzaken van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied in de volgende gevallen:
a. de handeling is gebruik dat op de referentiedatum werd verricht en is sedertdien niet of niet in betekenende mate gewijzigd, en heeft sedertdien per saldo geen toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied veroorzaakt;
b. de handeling is een activiteit die na de referentiedatum is begonnen, of een gebruik dat na de referentiedatum in betekenende mate is gewijzigd, waarbij is verzekerd dat, in samenhang met voor die activiteit getroffen maatregelen, de stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied als gevolg van die activiteit of dat gebruik per saldo niet is toegenomen of zal toenemen.
Ingevolge artikel 19kd, derde lid, dient onder "referentiedatum" als bedoeld in het eerste lid te worden verstaan:
a. 7 december 2004, of
b. de datum waarop het desbetreffende gebied is aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn dan wel, ingeval dit eerder is, de datum waarop het desbetreffende gebied door de Europese Commissie tot een gebied van communautair belang is verklaard ter uitvoering van de Habitatrichtlijn, voor zover die aanwijzing, onderscheidenlijk verklaring plaatsvindt na 7 december 2004.
4. [appellant] betoogt, kort samengevat en voor zover hier van belang, dat de afwijzing van zijn aanvraag tot een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998 in strijd is met artikel 19kd. Volgens hem voldoet de aangevraagde activiteit aan het in dit artikel bepaalde gebruik dat op de referentiedatum werd verricht, dat sedertdien niet in betekende mate is gewijzigd en sedertdien per saldo evenmin een toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied heeft veroorzaakt.
4.1. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat artikel 19kd niet van toepassing is op het bedrijf van [appellant], omdat het gebruik in betekenende mate is gewijzigd sinds de referentiedatum. In dit verband heeft het college van belang geacht dat de pluimveehouderij zijn werkzaamheden heeft gestaakt. Nu de actuele stikstofdepositie de kritische depositiewaarden van de relevante Natura 2000-gebieden overschrijdt, is volgens het college niet uit te sluiten dat het hervatten van de bedrijfsvoering significante gevolgen heeft voor die gebieden. Het college stelt daarom dat een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f van de Nbw 1998 had moeten worden gemaakt. Nu dit niet is gebeurd, heeft het college de vergunning geweigerd.
4.2. Niet in geschil is dat de aangevraagde activiteit een project betreft dat, voor zover het gaat om de ammoniakdepositie, significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Dit betekent dat voor het aangevraagde project een vergunningplicht geldt en dat voor de toepassing van artikel 19f van de Nbw 1998 een passende beoordeling van die gevolgen moet worden gemaakt, tenzij artikel 19kd van die wet van toepassing is.
Zoals overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2011 in de zaak nr.
201003301/1/R2moet artikel 19kd van de Nbw 1998 volledig buiten toepassing worden gelaten voor zover deze bepaling ziet op Natura 2000-gebieden die, zoals in dit geval de Gelderse Poort, vóór 7 december 2004 zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aan de vraag of met betrekking tot dit gebied voor het aangevraagde project aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 19kd wordt voldaan, wordt daarom niet toegekomen.
Het voorafgaande betekent in dit geval dat voor het aangevraagde project een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied de Gelderse Poort dient te worden gemaakt. Dit is niet gebeurd. Reeds hierom was het college verplicht de gevraagde vergunning te weigeren.
4.3. Nu het college de vergunning derhalve terecht geweigerd heeft, behoeft de vraag of met betrekking tot de overige nabijgelegen Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten artikel 19kd van de Nbw 1998 op het aangevraagde project wel van toepassing is, en zo ja, of aan de voorwaarden voor de toepassing van dit artikel wordt voldaan, geen bespreking.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Aal, ambtenaar van staat.
De voorzitter w.g. Aal
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2012
584.