ECLI:NL:RVS:2012:BX9687

Raad van State

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109376/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin de rechtbank het beroep van [appellante] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond heeft verklaard. Het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, genomen op 13 juli 2009, hield in dat de huurtoeslag voor het jaar 2007 was vastgesteld op € 2.415,00 en dat er € 854,00 aan uitbetaalde voorschotten werd teruggevorderd. De Belastingdienst/Toeslagen had het bezwaar van [appellante] tegen dit besluit ongegrond verklaard in een besluit van 17 augustus 2010. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 18 augustus 2011.

De kern van het geschil draait om de vraag of de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft aangenomen dat de zoon van [appellante] in 2007 op hetzelfde adres stond ingeschreven als [appellante]. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt kon stellen dat uit de door [appellante] overgelegde stukken niet bleek dat haar zoon niet op dat adres woonde. [appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen er vanuit mocht gaan dat haar zoon bij haar woonde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen op basis van de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) mocht uitgaan van de woonplaats van de zoon van [appellante]. De Afdeling benadrukte dat het aan [appellante] was om aan te tonen dat de inschrijving onjuist was en dat zij zich hiervoor tot de gemeente moest wenden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201109376/1/A2.
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 augustus 2011 in zaak nr. 10/807 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag aan [appellante] over 2007 vastgesteld op € 2.415,00 en € 854,00 aan uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) van toepassing, met uitzondering van artikel 6, eerste en tweede lid.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, wordt een huurtoeslag slechts toegekend als de huurder, diens partner alsmede degenen die medebewoner van de woning zijn, op het adres van die woning zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA).
Ingevolge artikel 9, tweede lid, kan in afwijking van het eerste lid een huurtoeslag worden toegekend, als de onjuiste inschrijving in de GBA niet aan de huurder kan worden toegerekend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Awir wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, onder medebewoner verstaan de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA).
Ingevolge artikel 6, derde lid, kunnen bij regeling van de minister in overeenstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid regels worden gesteld op basis waarvan iemand die in de GBA niet op zijn woonadres is ingeschreven, geacht wordt daarin wel op dat adres te zijn ingeschreven.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, wordt, indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming, wordt mede het toetsingsinkomen van de medebewoners in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir wordt iemand die in de GBA niet op zijn woonadres is ingeschreven, geacht daarin wel op dat adres te zijn ingeschreven, indien blijkt dat sprake is van een onjuiste inschrijving in de GBA voor de periode tot aan de datum van adreswijziging als bedoeld in artikel 47, derde lid, van de Wet GBA.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 13 juli 2009 de huurtoeslag van [appellante] over 2007 op een lager bedrag vastgesteld dan aan voorschotten aan haar was verleend en heeft op grond hiervan een gedeelte van de uitbetaalde voorschotten teruggevorderd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar dat haar [zoon] in 2007 niet bij haar op het adres [locatie a] in [plaats] maar op het adres [locatie b] in [plaats] woonde, bij besluit van 17 augustus 2010 ongegrond verklaard. Aan die beslissing heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [zoon] volgens de GBA pas op 23 februari 2009 is uitgeschreven van het adres in [plaats].
De rechtbank heeft geoordeeld dat vaststaat dat [zoon] in 2007 in het GBA stond ingeschreven op hetzelfde adres in [plaats] als [appellante] en dat de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt kon stellen dat uit de door [appellante] overgelegde stukken niet blijkt dat [zoon] niet op dat adres in [plaats] woonde. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen niet is gehouden om het onjuiste besluit met betrekking tot de huurtoeslag over 2008 te herhalen voor 2007.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen er vanuit mocht gaan dat [zoon] bij haar woonde. Daartoe voert zij aan dat uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat [zoon] in [plaats] woonde.
3.1. Vaststaat dat [zoon] gedurende het jaar 2007 op hetzelfde adres in [plaats] stond ingeschreven in de GBA als [appellante].
Onder verwijzing naar haar uitspraak van 5 september 2012 in de zaak
201112868/1/A2overweegt de Afdeling dat de Belastingdienst van de inschrijving van [zoon] op het adres van [appellante] mag uitgaan zolang daarbij geen aantekening van onjuistheid is geplaatst. Voor het verkrijgen van zodanige aantekening in de GBA dient [appellante] zich tot de het college van burgemeester en wethouders als beheerder van de basisadministratie te wenden. In die procedure kunnen de overgelegde stukken en verklaringen een rol spelen. Niet is gebleken dat [appellante] zich tot de gemeente heeft gewend. Onder deze omstandigheden heeft de Belastingdienst uit de vermelding van [zoon] in de GBA op het woonadres van [appellante] mogen afleiden dat deze medebewoner was.
De omstandigheid dat een belanghebbende die het niet eens is met een besluit van het ene bestuursorgaan, in dit geval de Belastingdienst, zich tot een ander bestuursorgaan, in dit geval het college van burgemeester en wethouders, moet wenden om tot een oplossing van zijn geschil te komen, is de consequentie van het werken met een basisadministratie, waarbij uitsluitend de beheerder van die administratie wijzigingen kan doorvoeren.
4. [appellante] betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen aan de omstandigheid dat geen terugvordering van de huurtoeslag over 2008 heeft plaatsgevonden geen consequenties behoefde te verbinden voor het besluit huurtoeslag over 2007. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt heeft gesteld dat die beslissing onjuist was. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen niet is gehouden om een onjuiste beslissing te herhalen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2012
362-705.