201104941/1/A3.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Nederweert,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 11 februari 2011 en de uitspraak van 17 maart 2011 in zaak nr. 10/1237 in het geding tussen:
Sint Lambertus Parochie Nederweert te Nederweert (hierna: Sint Lambertus)
de burgemeester van Nederweert.
Bij besluit van 28 juli 2009 heeft de burgemeester [appellante] vergunning verleend tot het opgraven en herbegraven van het stoffelijk overschot van haar [echtgenoot].
Bij besluit van 2 september 2010 heeft de burgemeester het door Sint Lambertus daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 11 februari 2011 heeft de rechtbank de burgemeester in de gelegenheid gesteld het door haar geconstateerde gebrek in dat besluit te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 23 februari 2011 heeft de burgemeester te kennen gegeven het geconstateerde gebrek niet te herstellen.
Bij uitspraak van 17 maart 2011 heeft de rechtbank het door Sint Lambertus tegen het besluit van 2 september 2010 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de burgemeester een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Sint Lambertus een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Sint Lambertus heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2012, waar [appellante], bijgestaan door mr. W. van der Meer de Walcheren, advocaat te Maartensdijk, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.H.T. van de Gazelle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Sint Lambertus, vertegenwoordigd door mr. B.A.P. Sijben, advocaat te Budel, verschenen.
Bij tussenuitspraak van 25 april 2012 in zaak nr.
201104941/1/T1/A3heeft de Afdeling de burgemeester opgedragen het daarin beschreven gebrek in het besluit van 2 september 2010 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 8 juni 2012 heeft de burgemeester het door Sint Lambertus gemaakte bezwaar tegen het besluit van 28 juli 2009 gegrond verklaard voor zover dat is gericht tegen de daarin vervatte belangenafweging en het motiveringsgebrek, het besluit van 28 juli 2009 herroepen en geweigerd [appellante] vergunning te verlenen tot het opgraven en herbegraven van het stoffelijk overschot van [echtgenoot].
Bij brief van 18 juni 2012 zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van de burgemeester van 8 juni 2012 naar voren te brengen.
[appellante] en Sint Lambertus hebben hun zienswijzen naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 49, eerste en zesde lid, van de Wet op de Raad van State, heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de rechtbank de belangenafweging die de burgemeester in het besluit van 2 september 2010 heeft verricht niet op inzichtelijke wijze heeft getoetst. De Afdeling heeft voorts overwogen dat dit niet leidt tot vernietiging van de aangevallen uitspraken, nu de burgemeester in dat besluit niet voldoende heeft gemotiveerd wat de oorzaak is van de psychische en emotionele problemen van [appellante], omdat niet duidelijk is of die gelegen zijn in de omstandigheid dat het stoffelijk overschot van [echtgenoot] niet recht onder de gedenksteen komt te liggen of dat het stoffelijk overschot niet op de gewenste plaats is begraven, en de burgemeester alsnog duidelijkheid zal moeten verkrijgen over de aard van de psychische problemen en daarmede over het belang van [appellante] bij de door haar gewenste vergunning. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak verder overwogen dat de burgemeester niet heeft gemotiveerd op welke wijze hij is gekomen tot de afweging dat het belang van [appellante] dient te prevaleren boven het belang van de grafrust en waarom dat belang van [appellante] zo groot is dat dit prevaleert boven het belang van de grafrust, welk belang groot is en als uitgangspunt dient te worden genomen.
2. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging (hierna: Wlb) wordt een lijk slechts opgegraven met vergunning van de burgemeester van de gemeente waarin het is begraven, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf.
3. Aan het besluit van 8 juni 2012 heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat [appellante] geen gebruik heeft gemaakt van de haar geboden mogelijkheid een deskundigenrapport over te leggen waarin wordt ingegaan op de aard en de ernst van haar psychische en emotionele problemen. Bij gebrek aan een deskundigenrapport waaruit volgt dat de aard en de ernst daartoe aanleiding geven, kan hij geen groter gewicht toekennen aan het belang van [appellante] dan aan het belang van de grafrust, aldus de burgemeester.
4. Volgens [appellante] heeft de burgemeester in het besluit van 8 juni 2012 niet gemotiveerd op welke belangen en welk motiveringsgebrek in het besluit van 28 juli 2009 wordt gedoeld en ontbreekt in het besluit van 8 juni 2012 elke belangenafweging. De burgemeester had bij de belangenafweging moeten betrekken dat haar zoon en dochter ook psychische en emotionele problemen ondervinden van het niet op de gewenste wijze zijn begraven van [echtgenoot]. Hij heeft ten onrechte haarzelf, haar zoon en dochter niet gehoord, ondanks haar verzoek daartoe, aldus [appellante]. Verder heeft haar inmiddels gepensioneerde huisarts tegenover haar en haar gemachtigde verklaard welke psychische en emotionele problemen zij ondervindt van het niet op de gewenste wijze zijn begraven van [echtgenoot]. De burgemeester had hem daarom dienen te horen, maar heeft dat ondanks een aanbod daartoe niet gedaan, aldus [appellante]. Bij de belangenafweging had de burgemeester voorts dienen te betrekken dat het beroep van Sint Lambertus op het belang van de grafrust ongeloofwaardig is en zij dat belang slechts naar voren bracht toen de andere naar voren gebrachte bezwaren tegen het verlenen van de door [appellante] gewenste vergunning faalden. Ten slotte betoogt [appellante] dat de burgemeester niet heeft gemotiveerd waarom hij haar belang slechts bij de belangenafweging kon betrekken als daaraan een deskundigenrapport ten grondslag lag.
4.1. Gelet op de tussenuitspraak van de Afdeling, behoefde de burgemeester niet de belangen van de zoon en dochter van [appellante] bij de belangenafweging te betrekken. Evenmin behoefde hij daarbij te betrekken het betoog van [appellante] dat Sint Lambertus refereerde aan het belang van de grafrust nadat andere door haar naar voren gebrachte bezwaren faalden.
De burgemeester diende alsnog duidelijkheid te verkrijgen over de aard en oorzaak van de psychische problemen van [appellante]. Daarbij mocht hij zich op het standpunt stellen dat hiervoor het oordeel van een deskundige noodzakelijk is, nu hij daarvoor niet over voldoende deskundigheid beschikt. Omdat een dergelijk oordeel niet is overgelegd, heeft de burgemeester aan het belang van de grafrust een zwaarder gewicht toegekend dan aan het belang van [appellante] bij de door haar gewenste vergunning. Aldus heeft de burgemeester een afweging van de in dit geding relevante belangen verricht en heeft hij op grond daarvan in redelijkheid overwegende betekenis mogen toekennen aan het belang van de grafrust.
5. Sint Lambertus heeft te kennen gegeven zich met de inhoud van het besluit van de burgemeester te kunnen verenigen, met dien verstande dat de burgemeester ten onrechte niet op haar verzoek tot vergoeding van de door haar gemaakte kosten in bezwaar heeft beslist en die kosten heeft vergoed.
5.1. Dit betoog slaagt. Sint Lambertus heeft in bezwaar op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte kosten in bezwaar. De burgemeester heeft ten onrechte niet op dat verzoek beslist.
Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak van de Afdeling en hiervoor onder 4.1 is overwogen, is het besluit van 28 juli 2009 herroepen vanwege een aan de burgemeester te wijten onrechtmatigheid. De burgemeester dient de door Sint Lambertus in bezwaar gemaakte kosten daarom te vergoeden.
6. Gelet op het hiervoor onder 1 vermelde oordeel van de Afdeling is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen, is het beroep van [appellante] tegen het besluit van de burgemeester van 8 juni 2012 ongegrond.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 is overwogen, is het beroep van Sint Lambertus tegen dat besluit gegrond. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 7:15, derde lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij niet is beslist op het verzoek van Sint Lambertus tot vergoeding van in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten.
7. Voor een proceskostenveroordeling ten behoeve van [appellante] bestaat geen aanleiding.
8. De burgemeester zal op na te melden wijze tot vergoeding van de in bezwaar bij Sint Lambertus opgekomen proceskosten worden veroordeeld. Voorts dient de burgemeester op na te melden wijze in de kosten te worden veroordeeld die bij Sint Lambertus in verband met de behandeling van het beroep tegen het besluit van de burgemeester van 8 juni 2012 zijn opgekomen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep van [appellante] tegen het besluit van de burgemeester van Nederweert van 8 juni 2012, kenmerk UIT-12-07846, ongegrond;
III. verklaart het beroep van Sint Lambertus Parochie Nederweert tegen dat besluit gegrond;
IV. vernietigt dat besluit voor zover voor zover daarbij niet is beslist op het verzoek van Sint Lambertus Parochie Nederweert tot vergoeding van in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten;
V. veroordeelt de burgemeester van Nederweert tot vergoeding van bij Sint Lambertus Parochie Nederweert in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt de burgemeester van Nederweert tot vergoeding van bij Sint Lambertus Parochie Nederweert in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012