201104309/1/R1.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Nederweert,
de raad van de gemeente Nederweert,
verweerder.
Bij besluit van 1 februari 2011, kenmerk 2011-03, heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Leveroy" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2012, waar [appellant], bijgestaan door H.J.M. Salemans, werkzaam bij Salemans vastgoed, en de raad, vertegenwoordigd door M.H.M. Houtappels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 28 maart 2012, nr.
201104309/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 1 februari 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 19 juni 2012 tot vaststelling van het plan "Kern Leveroy, reparatieplan" (hierna: het reparatieplan) heeft de raad het besluit van 1 februari 2011 gewijzigd.
[appellant] heeft een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
1. Ten aanzien van de gronden met de bestemming "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van groen - recreatief medegebruik ten behoeve van verenigingsdoeleinden" voor zover daarop grenzend aan het perceel van [appellant] een strook beplanting van 4 m breed aanwezig is, heeft de Afdeling bij de tussenuitspraak overwogen dat de raad blijkens het verhandelde ter zitting belang hecht aan behoud van de aanwezige beplanting in deze strook met het oog op de bufferfunctie daarvan, maar dat de raad mede gelet op de ter plaatse toegestane activiteiten voor verenigingsdoeleinden in het plan niet heeft geregeld of gemotiveerd op welke wijze dit behoud is gewaarborgd. Gelet daarop is naar het oordeel van de Afdeling het plan in zoverre in strijd met artikel 3.46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vastgesteld.
Ten aanzien van het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel van [appellant] heeft de Afdeling bij de tussenuitspraak overwogen dat vast staat dat situering en omvang afwijken van het ontwerpplan en dat de verbeelding zoals die voorligt op dit punt afwijkt van het vaststellingsbesluit. Nu voor de inhoud van het plan uitgegaan dient te worden van het vaststellingsbesluit, is in zoverre naar het oordeel van de Afdeling sprake van een rechtsonzeker plan, zodat het besluit van 1 februari 2011 in zoverre in strijd is met de rechtszekerheid.
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen ten aanzien van de strook beplanting van 4 m breed op de gronden met de bestemming "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van groen - recreatief medegebruik ten behoeve van verenigingsdoeleinden" is overwogen, het besluit van 1 februari 2011 in zoverre alsnog toereikend te motiveren, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling en met inachtneming van hetgeen ten aanzien van het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel van [appellant] is overwogen, de verbeelding in overeenstemming te brengen met het vaststellingsbesluit van 1 februari 2011, dan wel, gelet op de inmiddels afgegeven omgevingsvergunning, het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.
3. In het reparatieplan is voor de plandelen waar de opdracht in de tussenuitspraak betrekking op heeft een nieuwe regeling vastgesteld.
4. In zijn zienswijze heeft [appellant] te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met de wijze waarop de raad in het besluit van 19 juni 2012 de gebreken in het besluit van 1 februari 2011 heeft hersteld.
5. Het besluit van 19 juni 2012 is ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb onderwerp van het geding.
6. [appellant] heeft in zijn zienswijze naar voren gebracht dat het voor de bescherming van zijn privacy onvoldoende is om slechts de strook beplanting van 4 m te beschermen. De gronden met de bestemming "Groen" hadden geheel of grotendeels een deugdelijke bescherming dienen te krijgen om de beoogde bufferwerking te handhaven.
6.1. In het reparatieplan is aan de strook beplanting grenzend aan het perceel van [appellant] de bestemming "Groen" toegekend en tevens de aanduiding "Wro-zone-omgevingsvergunning". Ter plaatse van die aanduiding is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in deze gronden beplantingen en/of bomen te beschadigen, te vellen of te rooien. In verband hiermee is aan artikel 6 (bestemming "Groen") een nieuw lid toegevoegd waarin het vereiste van een omgevingsvergunning wordt geregeld.
6.2. De Afdeling overweegt dat het betoog van [appellant] betrekking heeft op de strook gras met de bestemming "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van groen - recreatief medegebruik ten behoeve van verenigingsdoeleinden". Over die grasstrook heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad in redelijkheid niet kon afzien van een regeling in het plan omtrent de aanleg en behoud van beplanting op deze gronden, zodat het betoog van [appellant] in zoverre faalt. Voor zover [appellant] zich tegen overwegingen van de tussenuitspraak heeft gekeerd, dient daaraan voorbij te worden gegaan, omdat die uitspraak voor partijen bindend is.
7. [appellant] heeft in zijn zienswijze voorts naar voren gebracht dat de situering van het bouwvlak aan de achterzijde van zijn perceel en de toegestane goot- en bouwhoogte leiden tot een aantasting van zijn privacy.
7.1. De raad heeft in aanmerking genomen dat op basis van het bouwvlak zoals dat is weergegeven op de na vaststelling van het plan "Kern Leveroy" gepubliceerde verbeelding reeds een omgevingsvergunning is verleend en mede gelet daarop in het reparatieplan de situering van het bouwvlak gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan.
7.2. De Afdeling stelt vast dat de raad met het reparatieplan de rechtsonzekere situatie met betrekking tot de situering en de omvang van het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel van [appellant] heeft weggenomen.
Thans dient te worden bezien of de bouwmogelijkheden op het bouwvlak een onevenredige aantasting van de privacy van [appellant] met zich kunnen brengen. De kortste afstand tussen de perceelsgrens van [appellant] en het bouwvlak bedraagt ongeveer 3 m. Voorts is dit bouwvlak op ongeveer 38 m afstand van de woning van [appellant] gelegen. Blijkens de verbeelding is ter plaatse van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 10 m en een maximale goothoogte van 6 m toegestaan. Een dergelijke bouwhoogte en afstand tot aanpalende bebouwing is in binnenstedelijk gebied niet ongebruikelijk. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door de situering van het bouwvlak geen sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy van [appellant]. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de woning van [appellant] is gelegen in de dorpskern Leveroy en in de nabijheid van zijn percelen reeds andere woningen staan. Het betoog faalt.
8. Voor zover [appellant] in zijn zienswijze aanvoert dat de bijgebouwen ter linkerzijde nog steeds voor de voorgevelrooilijn zijn gelegen, heeft dat geen betrekking op de met het besluit van 19 juni 2012 vastgestelde wijzigingen, maar op het besluit van 1 februari 2011. Thans kunnen echter geen gronden meer worden ingebracht, die destijds tegen het besluit van 1 februari 2011 hadden kunnen worden ingebracht. Deze grond dient derhalve buiten beschouwing te blijven.
9. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.4.3 en 2.5.1 van de tussenuitspraak is het beroep tegen het besluit van 1 februari 2011 gegrond voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van groen - recreatief medegebruik ten behoeve van verenigingsdoeleinden" ter plaatse van de strook beplanting en voor zover het betreft het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel van [appellant]. Het besluit van 1 februari 2011 dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb onderscheidenlijk het rechtszekerheidsbeginsel te worden vernietigd.
10. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.3.1 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] in zijn beroepschrift heeft aangevoerd over het plandeel voor zijn perceel geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan "Kern Leveroy" in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Gelet op hetgeen is overwogen in 2.4.3 van de tussenuitspraak en hiervoor in 6.2 ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over het plandeel dat ziet op de strook gras met de bestemming "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van groen - recreatief medegebruik ten behoeve van verenigingsdoeleinden" geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan "Kern Leveroy" in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep tegen het besluit van 1 februari 2011 is voor het overige ongegrond.
11. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het reparatieplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het besluit van 19 juni 2012 anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep tegen het besluit van 19 juni 2012 is ongegrond.
12. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken dient de raad op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Nederweert van 1 februari 2011, kenmerk 2011-03, gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt dat besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van groen - recreatief medegebruik ten behoeve van verenigingsdoeleinden" ter plaatse van de strook beplanting en voor zover het betreft het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel van [appellant];
III. verklaart het beroep tegen het besluit van 1 februari 2011 voor het overige ongegrond;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van 19 juni 2012 ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Nederweert tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1092,50 (zegge: duizendtweeënnegentig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Nederweert aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012