ECLI:NL:RVS:2012:BX8954

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204782/4/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor omheining, mestsleuf en silo te IJsselmuiden

Op 29 september 2010 verleende het college van burgemeester en wethouders van Kampen een bouwvergunning voor het legaliseren van een omheining, mestsleuf en silo op een perceel te IJsselmuiden. Dit besluit werd aangevochten door [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3], die bezwaar maakten tegen de vergunning. Het college verklaarde het bezwaar van [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] ongegrond en het bezwaar van [wederpartij sub 3] niet-ontvankelijk. De rechtbank Zwolle oordeelde op 3 april 2012 dat het beroep van [wederpartij sub 3] ongegrond was, maar het beroep van [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gegrond, waardoor het college verplicht werd een nieuw besluit te nemen op hun bezwaren. Hierop stelde het college hoger beroep in en vroeg de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening.

De voorzitter behandelde het verzoek op 6 september 2012. Het college stelde dat er geen strijdige activiteiten op het perceel plaatsvinden volgens de bestemmingsplannen. De voorzitter oordeelde dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand zou blijven. Hij concludeerde dat het in het belang van een efficiënte geschillenbeslechting was dat zowel de eerdere uitspraak als het nieuw te nemen besluit in de bodemprocedure beoordeeld konden worden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] tot een bedrag van € 72,56. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 september 2012.

Uitspraak

201204782/4/A1.
Datum uitspraak: 28 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Kampen,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 3 april 2012 in zaak nr. 11/167 in het geding tussen:
[wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3], allen wonend te [woonplaats]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het legaliseren van een omheining, mestsleuf en silo op het perceel [locatie] te IJsselmuiden.
Bij besluit van 24 december 2010 heeft het college het door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het door [wederpartij sub 3] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk.
Bij uitspraak van 3 april 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij sub 3] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 december 2010 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen op de door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gemaakte bezwaren. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] hebben een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 september 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.L. Bogerd, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3], zijn verschenen. Tevens is verschenen [vergunninghouder].
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het college verzoekt de voorzitter te bepalen dat het geen nieuw besluit op de door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gemaakte bezwaren hoeft te nemen, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist. Volgens het college vinden er op het perceel geen met de bestemmingsplannen "De Koekoek" en "De Koekoek 14e wijziging ex artikel 11 WRO (Ringdijk)" strijdige activiteiten plaats.
2.1. In hetgeen het college naar voren heeft gebracht, kan geen aanleiding worden gevonden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De voorzitter heeft in het aangevoerde op voorhand onvoldoende grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat ten tijde van belang op het perceel een paardenhouderij met ondergeschikte nevenactiviteiten is gevestigd, terwijl een paardenhouderij in strijd is met de op de gronden rustende bestemming. Nu het voorts in het belang van een efficiënte en finale geschillenbeslechting is dat de aangevallen uitspraak en het nieuw te nemen besluit op bezwaar beide in de bodemprocedure kunnen worden beoordeeld, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij overweegt de Afdeling dat uitgangspunt is dat alleen één van de gezamenlijk procederende personen voor een vergoeding van gemaakte proceskosten in aanmerking kan komen. Niet is gebleken van omstandigheden die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. De door [wederpartij sub 1] vermelde kosten voor het printen van stukken en porto, komen niet voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat het hier niet gaat om kosten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Kampen tot vergoeding van bij [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 72,56 (zegge: tweeënzeventig euro en zesenvijftig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Huijben
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2012
473.