201112111/1/A1.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 oktober 2011 in zaak nr. 10/1465 in het geding tussen:
Bij besluit van 24 augustus 2010 heeft het college geweigerd aan [wederpartij] ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van een schuur tot eetgelegenheid en het realiseren van parkeergelegenheid op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij uitspraak van 10 oktober 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 augustus 2010 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit dient te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G.A.M.C. Goossens, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
1. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 1994" ter plaatse geldende bestemming "Bebouwingsklasse E3".
2. Het college heeft geweigerd ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening ontheffing (hierna: Wro) te verlenen voor het ombouwen tot en gebruik als cafetaria van de schuur op het perceel en heeft voorts geweigerd met toepassing van artikel 6, zeventiende lid, van de planvoorschriften ontheffing te verlenen voor parkeergelegenheid op het perceel.
3. De rechtbank heeft overwogen dat, nu de aanvraag dateert van vóór 1 juli 2008, daarop de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing zijn en dat het college ten onrechte bij de beoordeling van de aanvraag de Wro heeft toegepast. Om die reden heeft zij het besluit van 24 augustus 2010 vernietigd. De rechtbank heeft het college, gelet op de lange duur van de behandeling van de aanvraag, opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
4. Het college betoogt dat het voornemens is medewerking te verlenen aan het bouwplan, maar dat, om een bouwvergunning te kunnen verlenen, vrijstelling met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Gelet op de noodzakelijk te voeren planologische procedure en daarmee gepaard gaande wettelijke termijnen is het niet mogelijk binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Indien binnen de gestelde termijn een nieuw besluit moet worden genomen, zou de aanvraag opnieuw moeten worden geweigerd, aldus het college.
4.1. Ingevolge artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan de rechtbank het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit.
4.2. Bij de rechtbank lag de weigering ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor. Het college heeft eerst in hoger beroep te kennen gegeven dat het voornemens is medewerking te verlenen aan het bouwplan, zodat het voor hem niet mogelijk is om binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Nu de rechtbank hiermee niet bekend was, bestaat dan ook onvoldoende grond voor het oordeel dat de rechtbank, in aanmerking genomen de beoordelingsruimte die de rechtbank toekomt bij de beslissing om gebruik te maken van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, een onredelijk korte termijn voor het nemen van een nieuw besluit heeft gesteld.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012