201111355/1/A3.
Datum uitspraak: 3 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te De Bilt, en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 september 2011 in zaak
nr. 11/944 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van De Bilt.
Bij besluit van 7 juni 2010 heeft het college het verzoek van [appellant] en anderen om intrekking van het verkeersbesluit van 22 november 1999 tot afsluiting van de Oude Bunnikseweg afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2011 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 september 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De vereniging Bewonersvereniging Kloosterpark (hierna: de Bewonersvereniging) heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2012, waar [appellant], mede namens de andere appellanten, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.D.D. Heeringa en R.J.J. van der Westen MSc, beiden werkzaam bij de gemeente De Bilt, zijn verschenen. Voorts is daar de Bewonersvereniging, vertegenwoordigd door D. Hamhuis, als partij gehoord.
1. Bij besluit van 22 november 1999 heeft het college besloten tot afsluiting van het gedeelte van de Oude Bunnikseweg gelegen tussen de uitrit van het ten noorden van de Oude Bunnikseweg gelegen weiland en het fietspad naar De Uithof over een lengte van 150 meter voor alle verkeer, uitgezonderd gebruikers van het ten zuiden van de Oude Bunnikseweg gelegen weiland en voertuigen van hulpdiensten. De motivering hiervoor is gelegen in het bevorderen van de doorstroming van het verkeer op de Universiteitsweg en het beperken van verkeerstoename op de Utrechtseweg.
Het college heeft het door [appellant] en anderen tegen dit besluit gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit op bezwaar is in beroep en hoger beroep in stand gebleven. Het besluit van 22 november 1999 is derhalve in rechte onaantastbaar.
2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de overwegingen die aan het besluit van 22 november 1999 ten grondslag liggen, thans niet meer van toepassing zijn. Dit volgt uit het plan van de provincie Utrecht om de aansluiting van de Oude Bunnikseweg op de Universiteitsweg te handhaven, ter ontsluiting van het nabijgelegen bedrijfsterrein, aldus [appellant] en anderen.
2.1. Het door [appellant] en anderen genoemde plan van de provincie heeft tot op heden niet geleid tot concrete besluiten. Zoals het college heeft toegelicht, dient voor de realisatie van het plan het ter plaatse geldende bestemmingsplan te worden gewijzigd. Thans is nog slechts een voorbereidingsbesluit genomen, dat geen duidelijkheid biedt over de invulling van de voorgestane wijziging van het bestemmingsplan. Nu voorts voornoemd plan vooralsnog alleen zou behelzen het ontsluiten van het naastgelegen bedrijfsterrein via de Oude Bunnikseweg op de Universiteitsweg, is er geen grond voor het oordeel dat de overwegingen die aan het besluit van 22 november 1999 ten grondslag zijn gelegd, hieraan zijn komen te ontvallen. Daarnaast is het verkeersbesluit thans nog niet geëffectueerd, waardoor de daadwerkelijke gevolgen hiervan nog niet zijn gebleken.
Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college geen aanleiding behoefde te zien om op het besluit van 22 november 1999 terug te komen. Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012