201201643/1/A1.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Kattendijke, gemeente Goes,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 29 december 2011 in zaak nr. 11/777 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Goes.
Bij besluit van 15 april 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het vernieuwen en uitbreiden van de woning op het perceel [locatie] te Kattendijke.
Bij besluit van 5 juli 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 15 april 2009 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 29 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 augustus 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. B. Vermeirssen, advocaat te Goes, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J. Daniëlse, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het bouwplan, voor zover hier van belang, voorziet in het uitbreiden van de op het perceel aanwezige garage met een dakopbouw. De garage, die is voorzien van een platdak, heeft een hoogte van ongeveer 2,8 m. Na realisering van het bouwplan bedraagt de nokhoogte ongeveer 5 m.
2. Ingevolge het ten tijde van het besluit op bezwaar ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2010" rust op het perceel de bestemming "Wonen" met de functieaanduiding "erf".
Ingevolge artikel 18.2.1, onder f, van de planregels mogen ter plaatse van de aanduiding "erf" uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.
Ingevolge artikel 18.2.4, onder f, sub 4, is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding "erf" maximaal twee bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met dien verstande dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van de woning minimaal 3 meter bedraagt.
Ingevolge artikel 27.2, onder a, mogen de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar worden aangehouden, indien afstanden op de datum van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan.
Ingevolge artikel 1.15 wordt in deze regels onder "bestaand" verstaan: ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
3. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, zoals dat gold ten tijde van belang, mag slechts en moet de bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de garage op het perceel vergunningvrij is.
4.1. De rechtbank heeft - in navolging van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2011 in zaak nr.
201008618/1/H1- terecht overwogen dat de bestaande garage geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige bouwplan. Nu alleen voor de dakopbouw een aanvraag om bouwvergunning is gedaan, heeft zij het geding terecht beperkt geacht tot de vergunning voor de uitbreiding van de bestaande garage met een dakopbouw. Daar waar de rechtbank ten overvloede heeft overwogen over de juridische status van de garage, wordt overwogen dat die overweging niet dragend is voor haar beslissing, zodat hetgeen [appellant] daartegen heeft aangevoerd reeds daarom niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het betoog behoeft derhalve geen verdere bespreking.
5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, hetgeen tot weigering van de bouwvergunning had moeten leiden. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank, met het college, artikel 27.2, onder a, van de planregels verkeerd heeft toegepast. Volgens [appellant] geldt dit artikel alleen voor bestaande bouwwerken en niet voor de uitbreiding daarvan, zodat toepassing daarvan de strijd met artikel 18.2.4, onder f, sub 4, van de planregels niet opheft.
5.1. Vast staat dat de afstand van de voorziene dakopbouw op de garage tot de voorgevel van de woning minder dan 3 m bedraagt, hetgeen in strijd is met artikel 18.2.4, onder f, sub 4, van de planregels. Ingevolge artikel 27.2, onder a, van de planregels geldt als algemene bouwregel dat afstanden die bestaan op de datum van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen worden aangehouden. Anders dan [appellant] stelt, geeft het bepaalde in dat artikel geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het alleen geldt voor bouwwerken die met bouwvergunning of bouwvergunningvrij zijn opgericht. Evenmin volgt uit de tekst van artikel 27.2, onder a, van de planregels dat toepassing daarvan leidt tot legalisering van ten onrechte zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken.
Vast staat dat de garage op voormelde peildatum op minder dan 3 m tot de voorgevel van de woning stond. Nu de dakopbouw op de garage is voorzien en de afstand tot de voorgevel van de woning niet wordt verkleind, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de strijd van het bouwplan met het bestemmingsplan door toepassing van artikel 27.2, onder a, van de planregels is opgeheven. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college terecht bouwvergunning voor de dakopbouw heeft verleend.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012