ECLI:NL:RVS:2012:BX8282

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112735/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging exploitatievergunning voor terrasuitbreiding horecagelegenheid in Utrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de besloten vennootschap Red. Robbedoes B.V. tegen de weigering van de burgemeester van Utrecht om de exploitatievergunning en drank- en horecawetvergunning voor de uitbreiding van haar terras aan de Oudegracht 140 te Utrecht te wijzigen. De burgemeester had op 23 november 2009 geweigerd de vergunning te wijzigen, omdat de uitbreiding van het terras zou afbreuk doen aan de vrije doorgang van het verkeer en het veilig gebruik van de weg. Robbedoes had een wijziging aangevraagd om het terras uit te breiden van 6 m² naar 11.7 m², maar de burgemeester stelde dat deze uitbreiding de rabatstrook zou benutten en daarmee de doorgang voor voetgangers en fietsers zou belemmeren. De rechtbank Utrecht had het beroep van Robbedoes op 22 september 2011 ongegrond verklaard, waarna Robbedoes in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 september 2012 behandeld. Tijdens de zitting voerde Robbedoes aan dat de burgemeester ten onrechte had geoordeeld dat de uitbreiding van het terras niet kon worden toegestaan. Robbedoes stelde dat de uitbreiding voldeed aan de minimumnorm van 3.5 meter vrije doorgang en dat de burgemeester het gelijkheidsbeginsel had geschonden door andere terrassen in de stad wel vergunning te verlenen.

De Afdeling oordeelde dat de burgemeester de weigering de vergunning te wijzigen deugdelijk had gemotiveerd. De Afdeling bevestigde dat de burgemeester rekening moest houden met de bestaande weginrichting en het gebruik van de Oudegracht, die een hoofdroute is voor hulpdiensten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de burgemeester op grond van de Horecaverordening Utrecht 2004 verplicht was de wijziging van de exploitatievergunning te weigeren. Het hoger beroep van Robbedoes werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201112735/1/A3.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Red. Robbedoes B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 september 2011 in zaak nr. 10/1720 in het geding tussen:
Robbedoes
en
de burgemeester van de gemeente Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2009 heeft de burgemeester geweigerd de aan Robbedoes verleende exploitatievergunning en drank- en horecawetvergunning ten behoeve van de uitbreiding van haar terras behorende bij de horecagelegenheid aan de Oudegracht 140 te Utrecht, te wijzigen.
Bij besluit van 5 maart 2010 heeft de burgemeester de aan Robbedoes verleende exploitatievergunning en drank- en horecawetvergunning gewijzigd, voor zover het de bijschrijving van leidinggevenden betreft.
Bij besluit van 14 april 2010 heeft de burgemeester de door Robbedoes tegen beide besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 september 2011 heeft de rechtbank het door Robbedoes daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Robbedoes hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2012, waar Robbedoes, vertegenwoordigd door M.G. Blom en J.J.H. Lamsma, bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door S. Ramdoelare Tewari, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Horecaverordening Utrecht 2004 (hierna: de verordening) is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, weigert de burgemeester de exploitatievergunning voor een bij het horecabedrijf behorend terras dat op de openbare weg is gelegen onder meer indien dat terras niet voldoet aan het bij deze verordening behorende Terrassenreglement.
Ingevolge artikel 2 van het Terrassenreglement (hierna: het Reglement) mag een op de openbare weg gelegen terras geen afbreuk doen aan:
a. de vrije doorgang van het verkeer, waaronder voetgangers;
b. het doelmatig en veilig gebruik van de weg;
c. het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
d. de toestand van het wegdek;
e. de brandveiligheid;
f. het uiterlijk aanzien van de gemeente;
g. enige andere publieke functie of gebruiksmogelijkheid van de openbare ruimte.
Ingevolge artikel 3 is het verboden op de openbare weg op zodanige wijze een terras te (doen) plaatsen en/of te gebruiken:
a. dat de vrije doorgang voor het verkeer minder bedraagt dan 3,5 meter;
b. dat op het speciaal voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg de vrije doorgang minder bedraagt dan 1,5 meter;
c. dat de toegang tot niet tot het horecabedrijf behorende terreinen en gebouwen wordt belemmerd of bemoeilijkt.
2. Het hoger beroep van Robbedoes richt zich alleen tegen de weigering de aan haar verleende exploitatievergunning te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het terras.
3. Robbedoes exploiteert een horecagelegenheid aan de Oudegracht 140 te Utrecht. Bij de exploitatievergunning is een terras vergund aan weerszijden van de ingang van de horecagelegenheid met afmetingen van 2 m breed en 1.5 m diep, met een oppervlakte van 6 m², gesitueerd direct tegen de gevel. Robbedoes heeft een wijziging van haar exploitatievergunning aangevraagd, in die zin dat het terras wordt uitgebreid naar twee keer 2.6 m breed en 2.25 m diep, met een oppervlakte van
11.7 m². Bij het besluit van 14 april 2010 heeft de burgemeester zich, aan de hand van adviezen van de afdeling Verkeer en Vervoer, de politie en het Wijkbureau Binnenstad, op het standpunt gesteld dat de gewenste uitbreiding van het terras afbreuk doet aan de vrije doorgang van het verkeer, waaronder voetgangers en fietsers, en het veilig en doelmatig gebruik van de weg. Daarbij is van belang dat door het beoogde terras de zogenoemde rabatstrook grotendeels zal worden benut. Tevens is van belang dat het deel van de Oudegracht waar het horecabedrijf van Robbedoes zich bevindt hoofdfietsroute is door de binnenstad van Utrecht. Bovendien kan door het beoogde terras een snelle hulpverlening in gevaar komen. De burgemeester heeft daarbij opgemerkt dat een beperkte uitbreiding van het terras, waarbij in ieder geval 0.75 m van de zogenoemde rabatstrook vrij dient te blijven, wel zou kunnen worden toegestaan. Dan blijven de vrije doorgang en het doelmatig en veilig gebruik van de weg gewaarborgd.
4. Robbedoes betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester de wijziging van de exploitatievergunning ten behoeve van de uitbreiding van het terras terecht heeft geweigerd. Zij voert hiertoe aan dat met het beoogde terras wordt voldaan aan de minimumnorm van 3.5 m als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder a, van het Reglement. Niet kan worden staande gehouden dat het terras onwenselijk is in verband met de mogelijkheid van hulpdiensten om te kunnen passeren, nu de rechtbank zelf heeft overwogen dat met de minimumnorm van 3.5 m is beoogd in alle situaties de vrije doorgang van hulpverleningsvoertuigen en voetgangers te garanderen. Nu ruimschoots wordt voldaan aan de minimumnorm van 3.5 m kan het standpunt van de burgemeester, dat bedienend personeel een obstakel zou vormen voor andere weggebruikers, ook geen stand houden. Bovendien wordt bij haar horecagelegenheid over het algemeen bij de bar besteld en indien toch wordt bediend zal het bedienend personeel zich niet buiten de grenzen van het terras begeven. Dat voetgangers kunnen worden aangereden door fietsers is een gevolg van de keuze van het college van burgemeester en wethouders om dit deel van de Oudegracht aan te wijzen als voetgangersgebied, aldus Robbedoes.
Voorts betoogt Robbedoes dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester met de weigering het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Zij heeft erop gewezen dat aan de Vismarkt terrassen zijn, waarbij het bedienend personeel voortdurend moet oversteken. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat op de Vismarkt minder voetgangers en fietsers zijn dan op het gedeelte van de Oudegracht waar het horecabedrijf van Robbedoes is gevestigd. Daarnaast zijn op de Donkere Gaard ook terrassen vergund. Daar lopen wellicht minder voetgangers, maar daar zijn auto's toegestaan en daar wordt niet aan de minimumnorm van 3.5 m voldaan. Nu in deze gevaarlijkere situaties wel exploitatievergunningen zijn verleend, valt niet in te zien waarom zij geen exploitatievergunning zou kunnen krijgen voor de uitbreiding van haar terras, aldus Robbedoes.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 maart 2011 in zaak nr.
201008577/1/H3), vormt artikel 3 van het Terrassenreglement een aanvulling op artikel 2. Derhalve zal in elke situatie primair moeten worden bezien of de vrije doorgang van het verkeer en het doelmatig en veilig gebruik van de weg een terras toelaten en tot welke omvang. Hierbij vormt de 3.5 meternorm van artikel 3, aanhef en onder a, van het Terrassenreglement een minimumnorm, hetgeen meebrengt dat in concrete gevallen ruimere marges geboden kunnen zijn. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de terrasuitbreiding op de rabatstrook te zeer afbreuk doet aan de vrije doorgang en het doelmatig en veilig gebruik van de weg, ook al is de resterende ruimte meer dan het minimum van 3.5 m. Het deel van de Oudegracht waarin het terras is gelegen is toegankelijk voor voetgangers, fietsers, laad- en losverkeer en calamiteitenverkeer en is daarmee geen echt voetgangersgebied. Bovendien dient de weg te worden vrijgehouden voor hulpdiensten. Hierbij is van belang dat de Oudegracht de hoofdroute vormt in geval van calamiteiten vanwaar de overzijde van de Oudegracht kan worden bereikt. Dat volgens Robbedoes voornamelijk aan de bar wordt besteld en binnen de grenzen van het terras kan worden bediend, maakt niet dat daarmee de vrije doorgang van het verkeer en het doelmatig en veilig gebruik van de weg is gegarandeerd.
Hetgeen Robbedoes heeft aangevoerd biedt voorts geen grond voor het oordeel dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De burgemeester heeft zich op het standpunt mogen stellen dat hij dient uit te gaan van de bestaande weginrichting en het bestaande gebruik daarvan en dat deze op de door Robbedoes aangehaalde plekken anders zijn dan op het gedeelte van de Oudegracht waar het horecabedrijf van Robbedoes is gevestigd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals de burgemeester onweersproken heeft gesteld, de terrassen aan de Vismarkt en op de Donkere Gaard reeds lang geleden zijn vergund op basis van de toenmalige regelgeving. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door Robbedoes aangehaalde situaties zodanig verschillen van het gedeelte van de Oudegracht waar het horecabedrijf van Robbedoes is gevestigd dat zich geen gelijk of gelijk te stellen geval voordoet.
Op grond van het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de burgemeester op grond van artikel 10, tweede lid, van de verordening was gehouden de wijziging van de exploitatievergunning, ten behoeve van de uitbreiding van het terras, te weigeren. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012
280-730.