201207170/2/R1.
Datum uitspraak: 20 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
1. [verzoekers sub 1] (hierna in enkelvoud: [verzoeker sub 1]), wonend te [woonplaats], gemeente Olst-Wijhe,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe,
de raad van de gemeente Olst-Wijhe,
verweerder.
Bij besluit van 11 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijhe-Park Wijhezicht" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker sub 2] heeft de voorzitter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 28 augustus 2012, waar [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door S. Veldhuis en L.G. van den Blink, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord woningcorporatie SallandWonen, vertegenwoordigd door ing. L.J. van het Land en ing. W. Koster.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De verzoeken zijn gericht tegen het plandeel met de aanduiding "Wonen - Woongebouw". Ter plaatse van dit plandeel zal een appartementencomplex worden gerealiseerd.
Het verzoek van [verzoeker sub 2]
3. [verzoeker sub 2] woont op een afstand van ongeveer 200 meter van het voorziene appartementencomplex. Ter zitting is vastgesteld dat hij vanuit zijn woning geen zicht heeft op het betrokken plandeel. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [verzoeker sub 2] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de voorzitter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [verzoeker sub 2] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
Gelet op het vorenstaande heeft de voorzitter de verwachting dat [verzoeker sub 2] in de bodemzaak niet als belanghebbende bij het bestreden besluit zal worden aangemerkt als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat het beroep van [verzoeker sub 2] in de bodemzaak derhalve niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding het verzoek van [verzoeker sub 2] af te wijzen.
Het verzoek van [verzoeker sub 1]
4. [verzoeker sub 1] betoogt dat de bouw van het appartementencomplex een ernstige aantasting van zijn privacy tot gevolg zal hebben.
5. Ingevolge artikel 9, lid 9.2, onder 1, van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, bedraagt de maximale bouwhoogte van het appartementencomplex 12,5 meter. Het appartementencomplex is voorzien op een afstand van ongeveer 50 meter van de woning van [verzoeker sub 1]. De woning van [verzoeker sub 1] is voorts gelegen ten westen van het voorziene appartementencomplex. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat aan de westkant van het appartementencomplex de slaapkamers van de woningen en het trappenhuis worden gerealiseerd. De balkons en de woonkamers van de woningen zullen aan de andere zijde van het complex worden gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy van [verzoeker sub 1] niet onevenredig zal worden aangetast ten gevolge van het voorziene appartementencomplex.
6. [verzoeker sub 1] betoogt daarnaast dat het plan in strijd is met het beleid van de gemeente Olst-Wijhe. In dit verband wijst hij op de Centrumvisie Wijhe 2007 (hierna: de Centrumvisie), waarin een aantal kernwaarden is opgenomen, waaronder verbetering van de kwaliteit van het groen. Het beoogde appartementencomplex is volgens [verzoeker sub 1] schadelijk voor het groene en open karakter van het park.
7. In de Centrumvisie is het park aangemerkt als ontwikkelingslocatie. Anders dan [verzoeker sub 1] betoogt, volgt niet uit de Centrumvisie dat ter plaatse geen nieuwe bebouwing mag worden gerealiseerd. De invulling van het bestreden plandeel is daarnaast door zowel Het Oversticht, als de Welstandscommissie aangemerkt als de beste stedenbouwkundige invulling voor het desbetreffende gebied.
In de plantoelichting staat voorts vermeld dat het park meer een gebruiksfunctie zal krijgen in plaats van de huidige doorgangsfunctie. Het voorziene appartementencomplex zal met het Landhuis Wijhezicht en de nieuwbouw ter plaatse van Het Weijtendaal zorgen voor een duidelijke omkadering van het park. Hiermee wordt beoogd de zichtlijnen in en rondom het park en de beleving van het park te verbeteren. Het voorziene appartementencomplex zal voorts slechts een beperkt gedeelte van de rand van het bestaande park beslaan. Daarnaast heeft de raad uiteengezet dat er meer bomen zullen worden geplant dan er ten behoeve van de realisatie van het appartementencomplex worden gekapt.
De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt tot versterking van het park als een verblijfs- en gebruiksgebied en niet strijdig is met het voor deze locatie gevoerde gemeentelijke beleid.
8. Gelet op vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van [verzoeker sub 1] dient te worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2012