a201108627/1/R3.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heuvelman Staalhandel B.V. en Dynamostaal B.V., beide gevestigd te Veenendaal,
appellanten,
de raad van de gemeente Veenendaal,
verweerder.
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft de raad het facetbestemmingsplan "Zone industrielawaai Nijverkamp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heuvelman Staalhandel B.V. en Dynamostaal B.V.
(hierna: Heuvelman en Dynamostaal) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 september 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Heuvelman en Dynamostaal hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2012, waar Heuvelman en Dynamostaal, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door drs. ing. E.J.A. Groen in 't Wout en J. van Manen, zijn verschenen.
1. Het facetbestemmingsplan voorziet in een geluidzone voor het gezoneerde industrieterrein "Nijverkamp", waarvoor de raad bij besluit van 12 mei 2011 het bestemmingsplan "Nijverkamp" heeft vastgesteld.
2. Heuvelman en Dynamostaal hebben hun beroepsgrond dat de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein zich deels op het grondgebied van de gemeente Rhenen bevindt ter zitting ingetrokken.
3. Heuvelman en Dynamostaal betogen dat de raad het facetbestemmingsplan ten onrechte heeft vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, van de planregels van het bestemmingsplan "Nijverkamp" voor het bedrijventerrein de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd zijn voor grote lawaaimakers ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie - 2, gezoneerd terrein", terwijl die aanduiding niet terug komt op de verbeelding. Als gevolg hiervan is aan de gronden geen bestemming gegeven die een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) mogelijk maakt en verplicht de Wgh dan ook niet tot een geluidzone.
Heuvelman en Dynamostaal vrezen dat zij door de geluidzone in hun bedrijfsvoering worden beperkt, omdat uit het in opdracht van de raad door het onderzoeksbureau Witteveen+Bos uitgevoerde "Akoestische onderzoek Bestemmingsplan De Nijverkamp Veenendaal (herzonering 2009)" van 21 maart 2011 (hierna: het akoestische onderzoek) niet duidelijk is of zij hun bedrijfsvoering ongehinderd kunnen voortzetten. Zij voeren aan dat de geluidzone onjuist tot stand is gekomen en verwijzen ter onderbouwing hiervan naar de in hun opdracht opgestelde notities van het onderzoeksbureau Cauberg-Huygen.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat duidelijk is dat met het begrip "geluidzone - industrie - 2, gezoneerd terrein" uit artikel 3, lid 3.1, onder g, van de regels van het plan "Nijverkamp" en de aanduiding "geluidzone -industrie_gezoneerd terrein" hetzelfde gezoneerde industrieterrein wordt bedoeld. Verder stelt de raad dat Heuvelman en Dynamostaal niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en daarbij is onder meer van belang dat de raad de geluidzone aanzienlijk ruimer heeft vastgesteld dan op basis van het akoestisch onderzoek zou hebben gemoeten.
5. Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt onder industrieterrein verstaan: terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
Ingevolge artikel 40 van de Wgh, wordt, indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
5.1. De Afdeling heeft bij uitspraak van heden, in zaak nr.
201107635/1/T1/R3, over het beroep van Heuvelman en Dynamostaal tegen de vaststelling van het plan "Nijverkamp" geoordeeld dat de aanduiding "geluidzone - industrie_gezoneerd terrein" op de verbeelding onmiskenbaar aansluit bij het in artikel 3.1, aanhef en onder g, van de planregels genoemde begrip "geluidzone - industrie - 2, gezoneerd terrein" en dat het cijfer 2 in de planregel berust op een kennelijke verschrijving en dat dit inhoudt dat aan de gebiedsaanduiding de betekenis toekomt die de raad heeft beoogd. Derhalve kan er redelijkerwijs geen twijfel over bestaan dat sprake is van een gezoneerd industrieterrein waarbij in dit plan is voorzien in de op grond van de Wgh verplichte geluidzone.
5.2. In het deskundigenbericht staat dat het bedrijf van Heuvelman door het plan niet in haar geluidruimte wordt beperkt. Het bedrijf van Dynamostaal wordt volgens het deskundigenbericht evenmin beperkt.
De geluidemissie van de op het terrein aanwezige bedrijven en de benodigde geluidruimte is berekend door middel van een rekenmodel, waarbij is uitgegaan van de vigerende vergunningen of de geluidgrenswaarden die gelden op grond van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim), dan wel op grond daarvan gestelde maatwerkvoorschriften.
5.3. Vast staat dat de inrichting van Dynamostaal ten tijde van het bestreden besluit onder de werking van het Barim viel en dat ingevolge artikel 6.1 van het Barim met ingang van 1 januari 2011 de toepasselijke geluidsnormen uit het Barim gelden in plaats van de geluidsnormen uit de Hinderwetvergunning van 4 februari 1992. Ingevolge artikel 2.17a van het Barim geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 50 dB(A) voor dag, 45 dB(A) voor 's avonds en 40 dB(A) voor 's nachts. Uit het deskundigenbericht volgt dat in het rekenmodel in de dagperiode de waarde van 42 dB(A) is ingevoerd voor de dichtstbijzijnde woning Middelbuurtseweg 41, die op 20 m afstand van het terrein van Dynamostaal en buiten het gezoneerde terrein staat en als gevoelig gebouw kan worden aangemerkt, terwijl op grond van het Barim een grenswaarde van 50 dB(A) geldt. Dit betekent dat voor de dagperiode is uitgegaan van een circa 8 dB lager geluidsniveau dan thans voor het bedrijf geldt. Nu de geluidzone ruimer is vastgesteld dan de berekende 50 dB(A)-contour, zal bij een 8 dB(A) hoger geluidniveau geen sprake zijn van een overschrijding van de grens van de geluidzone, aldus het deskundigenbericht. Niet aannemelijk is gemaakt dat het voorgaande onjuist is. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat Heuvelman en Dynamostaal hierdoor in hun geluidruimte worden beperkt.
Voor zover de bezwaren van Heuvelman en Dynamostaal zich richten tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden voor de woning Middelbuurtseweg 41 stelt de Afdeling vast dat dit besluit inmiddels in rechte onaantastbaar is. Het voorgaande laat onverlet dat bezien moet worden of het plan het mogelijk maakt dat aan deze waarde kan worden voldaan. Nu de geluidzone regelt dat de geluidbelasting op de zonegrens 50 dB moet zijn en deze grens op ongeveer 100 m van voormelde woning ligt, waarvoor een hogere waarde van 56 dB is vastgesteld, is niet aannemelijk dat door Heuvelman en Dynamostaal niet aan deze waarde kan worden voldaan.
In de overige door Heuvelman en Dynamostaal aangevoerde bezwaren ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
5.4. In hetgeen Heuvelman en Dynamostaal hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012