201107635/1/T1/R3.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
Heuvelman Staalhandel B.V. en Dynamostaal B.V., beide gevestigd te Veenendaal,
appellanten,
de raad van de gemeente Veenendaal,
verweerder.
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijverkamp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heuvelman Staalhandel B.V. en Dynamostaal B.V. (hierna: Heuvelman en Dynamostaal) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 augustus 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2012, waar onder meer Heuvelman en Dynamostaal, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door drs. ing. E.J.A. Groen in 't Wout en J. van Manen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
De Afdeling heeft het beroep van N.P.J. Miezelmoe afgesplitst en behandeld in de uitspraak van heden, in zaak nr.
201107635/2/R3.
1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Heuvelman en Dynamostaal betogen dat het plan in strijd met artikel 1.2.3, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is vastgesteld, omdat het plan niet op juiste wijze langs elektronische weg is vastgelegd en in die vorm is vastgesteld. Verder betogen zij dat de digitale verbeelding afwijkt van de papieren versie. Verder stellen zij dat het vastgestelde plan afwijkt van het plan dat te raadplegen is op www.ruimtelijkeplannen.nl. Niet duidelijk is welk vastgesteld plan doorslaggevend is.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan zowel digitaal als op papier is vastgesteld. Wel heeft op de landelijke voorziening van www.ruimtelijkeplannen.nl per abuis enige tijd een onjuiste versie van de verbeelding gestaan, omdat er problemen waren met het plaatsen van het vastgestelde plan op deze website. Inmiddels is dit verholpen.
2.2. Ingevolge artikel 1.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro, voor zover hier van belang, stelt het college van burgemeester en wethouders, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, bestemmingsplannen op zodanige wijze beschikbaar dat deze langs elektronische weg door een ieder kunnen worden verkregen.
Ingevolge artikel 1.2.3, eerste lid, van het Bro worden de in artikel 1.2.1, eerste lid, bedoelde visies, plannen, besluiten en verordeningen in voorkomend geval met de daarbij behorende toelichting of onderbouwing langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld.
Ingevolge artikel 1.2.3, tweede lid, van het Bro is indien na vaststelling de inhoud van de langs elektronische weg vastgelegde visies, plannen, besluiten en verordeningen en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, de eerstbedoelde inhoud beslissend.
Ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, van het Bro mogen in afwijking van artikel 1.2.3, eerste en tweede lid, de in artikel 1.2.1, eerste lid, bedoelde visies, plannen, besluiten en verordeningen in voorkomend geval met de daarbij behorende toelichting of onderbouwing die voor 1 januari 2010 in papieren vorm zijn vastgelegd en in ontwerp ter inzage zijn gelegd, na dat tijdstip in die vorm worden vastgesteld. In zodanig geval wordt tevens een verbeelding daarvan in elektronische vorm vastgesteld.
Ingevolge het tweede lid, is, indien de inhoud van de visies, plannen, besluiten en verordeningen op papier, bedoeld in het eerste lid, en de inhoud van de verbeelding daarvan in elektronische vorm tot verschillende uitleg aanleiding geeft, in afwijking van artikel 1.2.3, tweede lid, de inhoud van de papieren vorm beslissend.
2.3. Blijkens de kennisgeving heeft het ontwerpplan met ingang van 31 december 2009 ter inzage gelegen, zodat de papieren verbeelding beslissend is. Voor zover het ontwerp met ingang van 20 mei 2010 nogmaals ter inzage heeft gelegen, omdat bij de eerste terinzagelegging abusievelijk een geluidsonderzoek niet ter inzage zou hebben gelegen, overweegt de Afdeling, onder verwijzing naar haar uitspraak van 31 augustus 2011, in zaak nr. 201009810/1/R3 (www.raadvanstate.nl), dat nu vaststaat dat het ontwerp dat op 20 mei 2010 nogmaals ter inzage is gelegd, gelijk is aan het ontwerp dat op 31 december 2009 ter inzage is gelegd, met dien verstande dat bij het opnieuw ter inzage gelegde ontwerp het geluidsonderzoek is gevoegd, met het herstellen van een dergelijke omissie geen wezenlijk ander plan ter inzage heeft gelegen. Dat betekent dat voor de vraag of artikel 1.2.3, eerste en tweede lid, van het Bro of artikel 8.1.1, eerste en tweede lid, van het Bro van toepassing is, de eerste terinzagelegging van het ontwerp bepalend is. Hieruit volgt dat in dit geval de papieren versie van het vastgestelde plan beslissend is. Reeds daarom kunnen de eventuele onvolkomenheden op de digitale verbeelding en de onduidelijkheden die kunnen zijn ontstaan door het plaatsen van een onjuiste versie van de vastgestelde verbeelding op www.ruimtelijkeplannen.nl niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De betogen over de digitale vaststelling en de digitale versie van het plan falen.
3. Heuvelman en Dynamostaal betogen dat de raad ten onrechte de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1" heeft vastgesteld voor hun percelen Dynamostraat 31 en 34. Dit had milieucategorie 4.2 moeten zijn. Weliswaar heeft de raad blijkens het bestreden besluit na de naar voren gebrachte zienswijze erkend dat een onjuiste milieucategorie in het ontwerp was opgenomen en dat dit moet worden gewijzigd, maar deze wijziging is niet verwerkt in het vastgestelde plan.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bedoelde wijzigingen wel verwerkt zijn en dat beide bedrijven geheel onder de maximale milieucategorie 4.2 vallen.
3.1.1. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de ter plaatse aangegeven milieucategorie zoals die is weergegeven op de verbeelding en nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten.
3.1.2. Heuvelman bewerkt staalproducten en slaat deze op. Het bedrijf is gevestigd aan de Dynamostraat 34. Dynamostaal exploiteert een groothandel in metaalproducten en is gevestigd aan de Dynamostraat 31. Niet in geschil is dat beide bedrijven onder de milieucategorie 4.2 vallen.
3.1.3. Ten aanzien van het perceel Dynamostraat 31 wordt overwogen dat blijkens de beslissende papieren versie van het vastgestelde plan aan deze gronden een maximale milieucategorie 4.2 is toegekend, zodat het betoog in zoverre feitelijke grondslag mist.
Ten aanzien van het perceel Dynamostraat 34 wordt overwogen dat blijkens de beslissende papieren versie van het vastgestelde plan aan een deel van de gronden van Heuvelman een maximale milieucategorie 4.1 is toegekend. De wijziging van de milieucategorie ter plaatse, die is opgenomen in het bij het bestreden besluit behorende "Overzicht van wijzigingen Nijverkamp" is daarmee ten onrechte niet verwerkt op de bij het vaststellingsbesluit behorende verbeelding. De verbeelding stemt in zoverre niet overeen met het vaststellingsbesluit. Gelet hierop ziet de Afdeling dan ook aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit en het plan in onderlinge samenhang in zoverre zijn vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid. In zoverre slaagt het betoog.
4. Voorts voeren Heuvelman en Dynamostaal aan dat de opslag in de open lucht op het perceel Dynamostraat 34 ten onrechte niet als zodanig is bestemd, terwijl het bestaande legale buitenopslag betreft.
4.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder q, van de planregels, zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevel mag plaatsvinden.
Ingevolge artikel 3, lid 3.4, lid 3.4.1, aanhef en onder j, wordt in ieder geval tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gerekend het gebruik voor open opslag voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak.
Ingevolge artikel 1, lid 1.51, wordt onder voorgevelrooilijn verstaan: langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing; de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
4.2. Niet in geschil is dat de bestaande opslag in de open lucht op het perceel Dynamostraat 34 legaal is. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de planregeling voor opslag in de open lucht zo moet worden uitgelegd dat er, nu er op het perceel geen bebouwing aanwezig is en geen voorgevelrooilijn, geen opslag buiten het bouwvlak mag plaatsvinden. De raad heeft vervolgens erkend dat de bestaande opslag buiten het bouwvlak op het perceel onder het gebruiksovergangsrecht van het plan is gebracht. In beginsel dient bestaand legaal gebruik als zodanig bestemd te worden.
Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering vinden indien een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarnaast moet aannemelijk zijn dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. De raad heeft dat niet aannemelijk gemaakt, zodat de Afdeling aanleiding ziet voor het oordeel dat het bestreden besluit is vastgesteld in strijd met de te betrachten zorgvuldigheid, voor zover het betreft de bestaande opslag in de open lucht buiten het bouwvlak op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" aan de Dynamostraat 34. Het betoog slaagt.
Minimale en maximale bouwhoogte
5. Heuvelman en Dynamostaal voeren aan dat ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, aanhef onder g, van de planregels ten onrechte voor beide percelen een minimale bouwhoogte geldt van 6 m voor bedrijfsgebouwen.
5.1. De raad heeft aangegeven dat een minimale bouwhoogte niet in de planregels had moeten worden opgenomen en in de beslissende papieren versie van het vastgestelde plan komt deze planregel ook niet meer voor.
5.2. De Afdeling stelt vast dat het plan in zoverre gewijzigd is vastgesteld dat het gedeelte van artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, aanhef en onder g, van de planregels waarin stond dat voor bedrijfsgebouwen een minimale bouwhoogte van 6 m geldt is komen te vervallen. Het betoog over de minimale bouwhoogte mist derhalve feitelijke grondslag.
6. Heuvelman en Dynamostaal voeren aan dat de raad ten onrechte heeft voorzien in een maximale bouwhoogte van 12 m voor bedrijfsgebouwen, omdat de bestaande en legale bedrijfsgebouwen hoger zijn. Ten onrechte zijn deze bedrijfsgebouwen in zoverre onder het bouwovergangsrecht gebracht.
6.1. De raad stelt dat in het voorheen geldende bestemmingsplan bij recht een maximale bouwhoogte van 8 m was toegestaan en dat afwijkingen tot 12 m mogelijk waren. In dit plan is aangesloten bij die maximale bouwhoogte, waarbij de afwijkingsmogelijkheden zijn meegenomen. In het verleden is vergunning verleend voor bouwwerken hoger dan 12 m, te weten 12,9 m. Hoewel die bouwwerken in dit plan niet geheel bij recht zijn bestemd, wordt met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 10, lid 10.1 aanhef en onder a, van de planregels een bouwhoogte tot 13,2 m mogelijk gemaakt. Gelet hierop heeft de raad geen reden gezien het plan in zoverre te wijzigen.
6.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, onder g, van de planregels geldt voor het bouwen van gebouwen dat zij moeten voldoen aan de maatvoeringsaanduiding zoals aangegeven in de verbeelding. Aan de percelen van Heuvelman en Dynamostaal is op de verbeelding een maximale bouwhoogte van 12 m toegekend.
Ingevolge artikel 10, lid 10.1, onder a, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%.
Ingevolge artikel 10, lid 10.2, kan de in 10.1 genoemde omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Ingevolge artikel 13.1, lid 13.1.1, aanhef en onder a, mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
6.3. Niet in geschil is dat de bedrijfsbebouwing met en overeenkomstig bouwvergunning en derhalve legaal is gebouwd. Met betrekking tot legale bouwwerken staat voorop dat deze in beginsel, gelet op de rechtszekerheid, geheel als zodanig dienen te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering vinden als een dienovereenkomstige bestemmingsregeling op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe regeling zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarvan is in dit geval niet gebleken en niet inzichtelijk is waarom het geheel als zodanig bestemmen van de legale bouwwerken niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Ten aanzien van de stelling van de raad dat de bestaande legale bedrijfsbebouwing als zodanig is bestemd met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid, wordt overwogen dat een minder rechtszekere situatie ontstaat als de aanvaardbaarheid van bestaande legale bebouwing afhankelijk wordt gesteld van een nader besluit. Een dergelijke regeling is niet passend om bestaande en legale bouwwerken als zodanig te bestemmen. Dit betekent dat de bedrijfsbebouwing, anders dan door de raad is beoogd, niet geheel als zodanig is bestemd. Hieruit volgt dat het bestreden besluit in zoverre niet met de te betrachten zorgvuldigheid is voorbereid en niet steunt op een deugdelijke motivering.
7. Heuvelman en Dynamostaal voeren aan dat de raad ten onrechte het bouwvlak op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" aan de Dynamostraat 31 heeft vastgesteld, omdat een bestaand legaal kantoor en een bestaande legale bedrijfsloods deels buiten het bouwvlak staan.
7.1. De raad stelt dat het kantoor voor een klein deel buiten het bouwvlak staat. Ten aanzien van bedrijfsloods stelt de raad dat deze binnen het bouwvlak staat.
7.2. Op de papieren verbeelding van het vastgestelde plan is bij het perceel Dynamostraat 31 de grens van het bouwvlak op ongeveer 10 m vanaf de perceelsgrens aan de voorzijde aangeduid. Uit de overgelegde vergunningen en de tekeningen behorende bij de bouwvergunning voor het vergroten van de bedrijfsloods volgt dat de gevels van zowel het kantoor als van de bedrijfsloods evenwijdig aan de straat lopen en 10 m vanaf de perceelsgrens zijn gesitueerd. Dit betekent dat deze gebouwen binnen het bouwvlak staan. Voor zover uit de kadastrale ondergrond zou kunnen worden afgeleid dat deze gebouwen niet binnen het bouwvlak staan, overweegt de Afdeling dat aan deze ondergrond geen planologische betekenis toekomt. Het betoog faalt.
8. Heuvelman en Dynamostaal betogen dat de raad ten onrechte de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie_gezoneerd terrein" heeft vastgesteld omdat deze aanduiding niet voorkomt in de planregels en derhalve betekenisloos is.
8.1. De raad stelt dat het begrip "geluidzone - industrie - 2, gezoneerd terrein" in artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels en de aanduiding "geluidzone - industrie_gezoneerd terrein" op de verbeelding zodanig overeenkomen dat geen onduidelijkheid kan bestaan over de vraag of hier sprake is van een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.
8.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor grote lawaaimakers ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie - 2, gezoneerd terrein". Op de verbeelding is onder meer de aanduiding "geluidzone - industrie_gezoneerd terrein" opgenomen.
8.3. De Afdeling stelt vast dat de aanduiding "geluidzone -industrie_gezoneerd terrein" op de verbeelding onmiskenbaar aansluit bij het in artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, genoemde begrip "geluidzone -industrie - 2, gezoneerd terrein" en dat het cijfer 2 in de desbetreffende planregel berust op een kennelijke verschrijving. Dit houdt in dat aan gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie_gezoneerd terrein" de betekenis toekomt zoals de raad die heeft beoogd. Het betoog faalt.
9. In hetgeen Heuvelman en Dynamostaal hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1" op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" aan Dynamostraat 34 in strijd is met de rechtszekerheid, wat betreft de bestaande opslag in de open lucht buiten het bouwvlak op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" aan de
Dynamostraat 34 in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en wat betreft de aanduiding "maximale bouwhoogte 12 m" op de plandelen met de bestemming "Bedrijf" aan Dynamostraat 31 en 34 in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
9.1. De Afdeling ziet, mede gelet op het verzoek van de raad, in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen de in 9. genoemde gebreken in het bestreden besluit met inachtneming van hetgeen is overwogen in 3.1.3, 4.2. en 6.3. te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
9.2. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Veenendaal op om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van hetgeen in 3.1.3 is overwogen de verbeelding in zoverre opnieuw vast te stellen;
- met inachtneming van hetgeen in 4.2 en 6.3 is overwogen een andere planregeling vast te stellen;
- dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012