ECLI:NL:RVS:2012:BX8240

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110932/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging geslachtsnaam op basis van onwelvoeglijkheid of bespottelijkheid

In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om wijziging van zijn geslachtsnaam door de minister van Justitie. Het verzoek werd afgewezen op 24 maart 2010, waarna [appellant] bezwaar maakte, dat op 31 mei 2010 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Assen bevestigde op 29 augustus 2011 deze afwijzing, waarna [appellant] in hoger beroep ging. De zitting vond plaats op 16 juli 2012, waar de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. D.D. van Milt en mr. R.S. Tenge.

De Raad van State overwoog dat volgens artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek de geslachtsnaam kan worden gewijzigd op verzoek van de betrokkene, mits deze naam kennelijk onwelvoeglijk of bespottelijk is. [appellant] stelde dat zijn geslachtsnaam als bespottelijk ervaren wordt, maar de minister oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen objectieve gronden waren voor de wijziging van de geslachtsnaam, en dat de naam [appellant] niet als onwelvoeglijk of bespottelijk kon worden gekarakteriseerd.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geslachtsnaam terecht had afgewezen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201110932/1/A3.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 29 augustus 2011 in zaak nr. 10/460 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2010 heeft de minister het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geslachtsnaam afgewezen.
Bij besluit van 31 mei 2010 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2012, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. D.D. van Milt en mr. R.S. Tenge, beiden werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, is verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging (Stbl. 1997, 463; hierna: Besluit) wordt de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger gewijzigd, indien de naam op zichzelf of in verband met het beroep, de maatschappelijke positie of een persoonlijke hoedanigheid van de betrokkene kennelijk onwelvoeglijk of bespottelijk is.
2.    [appellant] heeft verzocht om wijziging van zijn geslachtsnaam, omdat hij zijn geslachtsnaam als bespottelijk ervaart.
3.    De minister heeft aan zijn in bezwaar gehandhaafde besluit ten grondslag gelegd dat de geslachtsnaam [appellant] niet kennelijk onwelvoeglijk of bespottelijk is. Daarom is volgens hem niet voldaan aan het criterium neergelegd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit.
4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister zijn verzoek om wijziging van zijn geslachtsnaam terecht heeft afgewezen. Er is voldaan aan het criterium neergelegd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit. De rechtbank is ten onrechte eraan voorbijgegaan dat zijn geslachtsnaam op gelijke gronden als de geslachtsnaam Poepjes is te classificeren als onwelvoeglijk dan wel bespottelijk, aldus [appellant].
4.1.    Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 april 2012 in zaak nr.
201103830/1/A3), vloeit uit de tekst van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit en uit de bijbehorende nota van toelichting voort dat beoogd is de maatstaf 'onwelvoeglijk' of 'bespottelijk' te objectiveren. Naamswijziging kan niet worden verkregen uitsluitend op basis van het oordeel of gevoel van de betrokkene zelf. De onwelvoeglijkheid of bespottelijkheid moet door een ieder, als hij deze geslachtsnaam zou hebben, zo gevoeld kunnen worden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat hiervoor in de situatie van [appellant] geen objectieve gronden bestaan. De rechtbank heeft hiertoe terecht overwogen dat de geslachtsnaam [appellant] vrij regelmatig voorkomt. Bovendien volgt uit het besluit op bezwaar dat er gevallen bekend zijn waarin is verzocht om de geslachtsnaam [appellant] te dragen in plaats van de eigen geslachtsnaam, maar dat dit niet het geval is voor de naam Poepjes. Zoals de staatssecretaris ter zitting bij de Afdeling voorts heeft toegelicht, heeft het woord [appellant] niet per definitie een negatieve associatie.
Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de minister het standpunt mocht innemen dat niet is voldaan aan het criterium neergelegd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit. De minister heeft het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geslachtsnaam terecht afgewezen. Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012
582-741.