ECLI:NL:RVS:2012:BX7691

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201108/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake vertegenwoordiging door een gemachtigde

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 september 2012 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoeker, wonend te Amsterdam, had de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 7 december 2011, waarin de rechtbank Amsterdam op 10 februari 2011 een eerdere beslissing had bevestigd. De kern van het verzoek tot herziening was de vertegenwoordiging van de verzoeker door zijn zoon, die als gemachtigde werd aangeduid. Verzoeker betoogde dat de Afdeling ten onrechte had overwogen dat er geen reden was om aan de vertegenwoordiging te twijfelen, en voegde een verklaring van de zoon toe waarin deze stelde nooit gemachtigd te zijn door verzoeker.

De Afdeling heeft het verzoek behandeld op 10 september 2012, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.J.M. Kobossen, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam werd vertegenwoordigd door J.B. Tubbing. De Afdeling overwoog dat, volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet eerder bekend waren. De Afdeling concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Afdeling wees het verzoek tot herziening af, met de overweging dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een eerder geschil opnieuw aan de rechter voor te leggen. De Afdeling oordeelde dat verzoeker in de eerdere procedure al de mogelijkheid had om de verklaring van zijn zoon te overleggen, en dat het verzoek om herziening niet op basis van nieuwe argumenten kon worden ingediend. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201201108/1/A3.
Datum uitspraak: 19 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Amsterdam,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2011 in zaak nr.
201103294/1/H3.
Procesverloop
Bij uitspraak van 7 december 2011 in zaak nr.
201103294/1/H3heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2011 in zaak nr. 10/1164 bevestigd. Deze uitspraak van de Afdeling is aangehecht.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 september 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door J.B. Tubbing, werkzaam bij Waternet, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. [verzoeker] betoogt dat de Afdeling in de uitspraak van 7 december 2011 ten onrechte heeft overwogen dat het college geen reden had te twijfelen aan de vertegenwoordiging van [partij] door zijn zoon (hierna: [gemachtigde]) en [gemachtigde] mocht aanmerken als gemachtigde van [partij]. Daarbij legt hij een schrijven van [gemachtigde] van 25 januari 2012 over, waarin deze onder meer verklaart nimmer door [partij] te zijn gemachtigd en in contacten met de betrokken bestuursorganen uitdrukkelijk te kennen te hebben gegeven geen gemachtigde van [partij] te zijn. De Afdeling heeft daarom in voormelde uitspraak ten onrechte overwogen dat het betrokken besluit door toezending aan [gemachtigde] op diens adres op de in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, aldus [verzoeker].
3. [verzoeker] heeft aldus geen nader gebleken feiten of omstandigheden naar voren gebracht, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening dient er niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid herziening te vragen op grond van argumenten of bewijsmiddelen die niet naar voren zijn gebracht in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan thans herziening wordt verzocht. Dit is slechts anders indien dat niet mogelijk was. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. [verzoeker] had ter staving van zijn standpunt reeds in de eerdere procedure [gemachtigde] kunnen vragen een verklaring als de thans overgelegde op schrift te stellen.
4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012
640.