ECLI:NL:RVS:2012:BX6490

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110293/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.A. Graaff-Haasnoot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van bestemmingsplan en stalling van bedrijfswagens

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 12 augustus 2011 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Opsterland had vernietigd. Het college had op 8 juli 2008 een dwangsom opgelegd aan [appellant] om geen bedrijfswagens op het perceel in Frieschepalen te stallen. De rechtbank oordeelde dat het college niet had mogen afzien van handhavend optreden tegen de aanwezigheid van vrachtwagens en laadbakken op het perceel.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 mei 2012, waarbij zowel [appellant] als [verzoeker] vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De Raad heeft overwogen dat het stallen van vrachtwagens en laadbakken niet tot de normale bedrijfsvoering van een autoherstelbedrijf kan worden gerekend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college niet van handhavend optreden had mogen afzien, omdat het gebruik van het perceel voor het stallen van vrachtwagens niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan "Frieschepalen - Kom".

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De beslissing van de rechtbank om het besluit van het college te vernietigen, wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 5 september 2012.

Uitspraak

201110293/1/A1.
Datum uitspraak: 5 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Frieschepalen, gemeente Opsterland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 12 augustus 2011 in zaak nr. 10/1975 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Opsterland.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2008 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast om, voor zover thans van belang, geen bedrijfswagens ten behoeve van transportactiviteiten op het perceel [locatie] te Frieschepalen (hierna: het perceel) te stallen.
Bij besluit van 22 september 2009 heeft het college het verzoek van [verzoeker] om (opnieuw) handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van vrachtwagens en laadbakken op het perceel, afgewezen.
Bij besluit van 13 september 2010 heeft het college de tegen de besluiten van 8 juli 2008 en 22 september 2009 door [appellant] en [verzoeker] gemaakte bezwaren gegrond verklaard, deze besluiten herroepen en de verzoeken van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het stallen van vrachtwagens en laadbakken op het perceel, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 augustus 2011 heeft de rechtbank het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 september 2010 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [verzoeker] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.J. Spoelstra, en het college, vertegenwoordigd door mr P. Stevens en K. van Dalen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge het ten tijde van het besluit van 13 september 2010 ter plaatse geldende bestemmingsplan "Frieschepalen - Kom" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bedrijf".
Ingevolge artikel 4.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 met de daarbij behorende tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college niet van handhavend optreden had mogen afzien. Hiertoe voert hij aan dat het stallen van een vrachtauto en laadbakken op het perceel, mede gelet op de ruimtelijke uitstraling daarvan, niet in strijd is met het bestemmingsplan. Met een eigen interpretatie van de ruimtelijke uitstraling van de vrachtwagen en laadbakken, gaat de rechtbank volgens [appellant] voorbij aan de haar toekomende marginale toetsingsruimte. Subsidiair voert hij aan dat het bestemmingsplan een autoparkeerterrein op het perceel toestaat, zodat het perceel ook als zelfstandig parkeerterrein kan worden gebruikt.
2.1. Dit betoog faalt. Ten tijde van het besluit van 13 september 2010 was op het perceel een autoherstelbedrijf gevestigd. Vast staat dat ten tijde van dit besluit één vrachtwagen met een gewicht zwaarder dan 3500 kg en twee laadbakken op het perceel waren gestald. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het stallen van vrachtwagens en laadbakken, anders dan ter reparatie, niet tot de normale bedrijfsvoering van een autoherstelbedrijf kan worden gerekend. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vrachtwagen en de laadbakken ter reparatie op het perceel waren gestald. Voor het oordeel dat de rechtbank is voorbijgegaan aan de haar toekomende marginale toetsingsruimte, bestaat geen grond, nu de rechter de vraag of sprake is van een overtreding waartegen handhavend kan worden opgetreden, ten volle dient te toetsen.
Het ter zitting door [appellant] toegelichte subsidiaire betoog dat het gebruik van het perceel als autoparkeerterrein om auto's te stallen is toegestaan, omdat dit valt onder SBI-code 6321, als bedoeld in bijlage 1 van het bestemmingsplan, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de parkeervoorzieningen gerelateerd moeten zijn aan het op het perceel gevestigde bedrijf. Nu er geen autoparkeerbedrijf of auto-opslag op het perceel is gevestigd, bestaat geen grond voor het oordeel dat het op het perceel aanwezige parkeerterrein als zelfstandig parkeerterrein kan worden gebruikt. Ook als op het perceel geen autoherstelbedrijf meer is gevestigd, mag het niet worden gebruikt voor de stalling van vrachtwagens, nu dit gebruik, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet kan worden aangemerkt als gebruik ten behoeve van een categorie 1 of 2-bedrijf als bedoeld in bijlage 1 van het bestemmingsplan.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2012
531-736.