ECLI:NL:RVS:2012:BX5961

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200079/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en bewijsvoering overeenkomst gastouderopvang

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 november 2011, waarin het beroep van [appellante] tegen een besluit van de Belastingdienst werd afgewezen. De Belastingdienst had op 24 september 2009 het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en vastgesteld op nihil. Dit besluit was gebaseerd op het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst tussen [appellante] en het gastouderbureau voor de periode van 2008. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had gehandeld, omdat [appellante] niet kon aantonen dat er een geldige overeenkomst bestond die recht gaf op de toeslag.

In hoger beroep betoogde [appellante] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het ontbreken van een overeenkomst leidde tot de herziening van het voorschot. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 augustus 2012. De Afdeling overwoog dat volgens de Wet kinderopvang een ouder recht heeft op kinderopvangtoeslag indien er een overeenkomst is met een geregistreerd gastouderbureau. Aangezien [appellante] geen overeenkomst kon overleggen die betrekking had op het berekeningsjaar 2008, was de herziening van het voorschot door de Belastingdienst gerechtvaardigd.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat er een overeenkomst bestond die recht gaf op de toeslag. De beslissing van de Belastingdienst om het voorschot op nihil vast te stellen werd daarmee bekrachtigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

201200079/1/A2.
Datum uitspraak: 29 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 november 2011 in zaak nr. 10/8937 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2009 heeft de Belastingdienst het aan [appellante] over het jaar 2008 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 12 november 2010, gelezen in samenhang met het besluit van 27 november 2010, heeft de Belastingdienst, voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het aan haar over het jaar 2008 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien, bepaald dat [appellante] over de periode van 1 januari 2008 tot 20 oktober 2008 recht heeft op een voorschot kinderopvangtoeslag en het voorschot vastgesteld op € 12.812,00.
Bij besluit van 28 maart 2011, gelezen in samenhang met het besluit van 6 april 2011, heeft de Belastingdienst het besluit van 12 november 2010 gewijzigd alsmede, voor zover thans van belang, het door [appellante] tegen het besluit van 24 september 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, bepaald dat [appellante] over het jaar 2008 geen recht heeft op een voorschot kinderopvangtoeslag en het voorschot vastgesteld op nihil.
Bij mondelinge uitspraak van 16 november 2011, waarvan afschrift van het proces-verbaal is verzonden op 22 november 2011, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep van [appellante] tegen het besluit van 28 maart 2011 ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 januari 2012, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2012, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat te Utrecht, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 5 van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals die wet luidde ten tijde van belang, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, voor zover hier van belang, is artikel 52 van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau tevens de volgende gegevens: afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur […], naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2.2.    Op 18 juni 2007 heeft [appellante] een aanvraag om kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2007 ingediend. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij gebruik maakt van gastouderopvang door bemiddeling van [gastouderbureau] te Gorinchem. Op basis van deze aanvraag heeft de Belastingdienst de verlening van voorschotten kinderopvangtoeslag gecontinueerd over 2008.
Bij besluit van 28 maart 2011, genomen tijdens de procedure bij de rechtbank, heeft de Belastingdienst aan de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 ten grondslag gelegd dat [appellante] desgevraagd geen schriftelijke overeenkomst tussen haar en [gastouderbureau] die betrekking heeft op het berekeningsjaar 2008, heeft overgelegd.
2.3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat, nu zij geen overeenkomst met het [gastouderbureau] die betrekking heeft op het berekeningsjaar 2008 heeft overgelegd, de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag over dat jaar heeft kunnen herzien en vaststellen op nihil.
2.3.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 oktober 2011 in zaak nr.
201102492/1/H2) bestaat geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag indien geen sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko die de basis vormt voor de kinderopvang. Dit betekent, gelezen in samenhang met artikel 18, eerste lid, van de Awir, dat degene die stelt recht te hebben op een voorschot kinderopvangtoeslag dat aan de hand van een schriftelijke overeenkomst met de houder van een gastouderbureau moet aantonen. Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling moet de overeenkomst onder meer de duur ervan vermelden.
In de door [appellante] overgelegde overeenkomst is vermeld dat deze is aangegaan voor de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2008. Gelet hierop staat niet vast dat de kinderopvang in het berekeningsjaar 2008 op basis van deze overeenkomst heeft plaatsgevonden en derhalve kan deze niet als bewijs voor kinderopvang over die periode dienen. De stelling van [appellante], dat de door haar in 2007 aangegane overeenkomst gelet op de algemene voorwaarden van [gastouderbureau] stilzwijgend is verlengd voor het daaropvolgende jaar 2008, doet er niet aan af dat de overeenkomst de duur ervan moet vermelden. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko bestond tussen haar en [gastouderbureau] in het berekeningsjaar 2008, zodat de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag over dat jaar op nihil heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2012
85-710.